Over en uit met de publieke omroep
• 07-01-2013
• leestijd 4 minuten
Op naar de allesoverheersende middelmaat
“Over en uit” is het met de Nederlandse publieke omroep, als de plannen van het kabinet worden uitgevoerd. “Over en uit”! Niet dat er volgend jaar of over vijf of tien jaar geen publieke omroep meer zal zijn. Die zal er zeker zijn. En die zal ook zeker degelijke, verantwoorde en nette programma’s maken. Maar het “unieke” van het Nederlandse bestel zal dan verdwenen zijn.
Maar eerst even dit. Wat is nu eigenlijk het bijzondere aan de Nederlandse publieke omroep? Daar is een eenvoudig antwoord op te geven: dat is de programmadiversiteit. Bij de Nederlandse publieke omroep waren en zijn programma’s te zien die bij hun buitenlandse collega’s ondenkbaar zijn. En dat varieert van de Grote donorshow tot programma’s van de Boeddhistische Omroep. Een documentaire over vrijwillige levensbeëindiging tot een registratie van de EO jongeren landdag. Als de publieke omroep een late avond programmaserie maakt voorafgaand aan verkiezingen dan wordt niet gekozen voor het meest toonaangevende presentatie duo, maar voor een dubbelperspectief. Pauw en Witteman en Knevel en van Brink. Het programma aanbod varieert van Over mijn lijk tot Boer zoek vrouw, Moraalridders tot Spuiten en slikken of Pownews. De diversiteit in het aanbod van de Nederlandse publieke omroep was en is groot, zelfs zo groot dat er geen Nederlander te vinden is die niet een handvol programma’s kan noemen, waaraan hij zich groen en geel ergert, terwijl anderen daar met groot plezier of belangstelling naar kijken.
Die diversiteit is niet toevallig. Die is het gevolg van de manier waarop de publieke omroep georganiseerd is. Niet in één grote organisatie. Maar in een scala van kleinere en soms piepkleine organisaties, die één ding gemeen hebben en dat is dat ze er allemaal van overtuigd zijn dat ze programma’s kunnen maken die een ander niet kan maken. Programma’s vanuit een dwarse kijk op de samenleving, een diepe religieuze overtuiging, een passie voor kunst en cultuur, een lange journalistieke traditie of gewoon uit pesterigheid of omdat het kan. In dezelfde zaal kunnen opnamen gemaakt worden voor het Nederland dat psalmen zingt, met een zwaaiende aansteker een levenslied begeleidt of naar een college over het ontstaan van het heelal luistert.
En dat alles omdat het idee dat de publieke omroep moet laten zien wat zich in de samenleving afspeelt is omgezet in een publieke omroep die bestaat uit organisaties die uit alle hoeken van die samenleving afkomstig zijn.
Onomstreden is dat allemaal niet. De publieke omroep heeft al vele jaren verklaarde tegenstanders. Die zien de manier waarop de publieke omroep nu georganiseerd is als inefficiënt, verspilling. Ze wijzen erop dat het aantal directeuren per vierkante kilometer in Hilversum wel heel erg hoog is. Dat is waar, maar er staat wel tegenover dat de Nederlandse publieke omroep één van de goedkoopste van Europa is en dat de Nederlandse kijker voor een uur publieke omroep aanzienlijk minder betaald dan de kijkers in ons omringende landen.
De mediasector in Nederland kent ook internationaal, zeer succesvolle producenten, zoals Endemol, Eyeworks, IDTV enz. Producenten die optimaal gebruik hebben kunnen maken en nog maken van de grote programmaruimte die de publieke omroep bood en biedt en de door hen verlangde programmadiversiteit. De brede vraag van de publieke omroep heeft zeker bijgedragen aan de grote, een enkele keer zelfs te grote, creativiteit waarom de genoemde producenten en hun kleinere collega’s bekend staan.
Nu weer terug. De voornemens van het kabinet om de kleine levensbeschouwelijke zendgemachtigden op te heffen, het ledencriterium niet meer van toepassing te laten zijn op de verdeling van zendtijd en geld en de gedachte dat zendtijd en geld verdeeld moeten worden op basis van de “kwaliteit van het programma” zullen leiden tot een sterkere centrale leiding van de publieke omroep. Want wie anders dan de bovenste bovenbaas zal uiteindelijk beslissen welk programma wel en welk weinig of geen kwaliteit heeft. De omroepverenigingen zullen zich op straffe van minder zendtijd en minder middelen moeten schikken in de kwaliteitsbenadering van de centrale leiding. Geen experimenten meer, minder levensbeschouwing of religie, geen prime time kunst of cultuur, geen linkse kritiek meer of rechtse borrelpraat, maar van alles het veilige midden.
Dan is de toekomst aan de gemiddelde actualiteitenrubriek, de modale quiz, het veilige praatprogramma en het risicoloze programmeren van wat de omroepbureaucratie in het belang van de kijkers en luisteraars acht. Dan is het “over en uit” met het bijzondere van de Nederlandse publieke omroep, omdat niemand zich meer kan ergeren aan het gedram van Andries Knevel, de pesterijen van Rutger van Castricum of de uitdagende Spuiten en slikken presentatrice. Dat, omdat na verloop van tijd ieder plezierig rafelrandje aan de programmering zal worden weggeknipt of vervangen zal worden door het gemiddelde programma, met de gemiddelde presentator, met gemiddelde onderwerpen gemaakt vanuit een gemiddelde visie en smaak. Met een redelijke kwaliteit, gemiddeld verantwoord en gemiddeld degelijk en betrouwbaar. Daar kun je voor kiezen, en het is ook niets minder dan waar onze buitenlandse buren het mee doen, maar het is wel iets heel anders dan wat we nu hebben en vanuit dat perspectief een grote stap terug.