Onze compassie is geen taart die opraakt als we ons betrokken voelen bij één onderdrukte groep. Hoe meer mensen zich verbonden voelen met hun huisdier, des te closer zijn ze ook met andere intimi zoals vrienden en familie.
Iedereen die opkomt voor dierenrechten heeft het weleens gehoord: ja maar, zijn er niet grotere problemen? Hoe zit het met… hongerende kinderen, geweld, racisme, onderdrukking? Waarom verspil je je tijd aan kippen terwijl nog zoveel ménsen lijden? Dit zogenoemde whataboutism komt op alle gebieden voor (iemand die opkomt voor bijvoorbeeld vrouwenrechten kan dezelfde reactie krijgen), maar als het om dieren gaat lijkt het nog vaker te gebeuren. Mensen gaan vóór dieren, immers, vinden velen (toevallig allemaal zelf mensen). Zorgen over dieren ervaren ze als een misplaatste prioriteit en misschien zelfs een belediging voor de superieure positie van de mens.
Ik heb ooit in eigen onderzoek laten zien dat whataboutism vooral tot gevolg heeft dat men niets doet, niet dat men juist wél iets doet aan datgene wat men als belangrijker bestempelt. Mensen die sterk betrokken waren bij dierenwelzijn en geld gaven aan goede doelen ten behoeve van dieren en milieu, waren óók meer betrokken bij de problemen van mensen – terwijl degenen die vonden dat eerst mensenproblemen opgelost moeten worden voordat dieren aan de beurt zijn, vaker helemaal niemand hielpen. Hun whataboutism leek eerder te werken als een rechtvaardiging om niemand te helpen en aan geen enkel goed doel te geven.
Het misverstand van de fixed pie Het voordeel van die rechtvaardiging is tweeledig: je hoeft niets te doen en je komt ook nog eens heel betrokken over; betrokken bij dat andere probleem dan (waar je evenmin iets aan doet). Het speelt in op een algemeen idee dat er maar een beperkte hoeveelheid compassie is: geef je compassie aan kippen, dan is er minder over voor mensen in nood. Een zogenoemde ‘fixed-pie’-gedachte: alsof er een ‘taart’ van compassie is, en elke taartpunt voor de dieren is er een minder voor de mens.
Maar die gedachte klopt niet. Uit eerder onderzoek was al gebleken dat betrokkenheid bij mensen en dieren hand in hand gaan. Ik heb dat onderzoek hier samengevat. Hoe meer mensen zich verbonden voelen met hun huisdier, des te closer zijn ze ook met andere intimi zoals vrienden en familie. Uit ander onderzoek is gebleken dat een negatieve houding tegenover dieren samengaat met een negatieve houding tegenover mensen die in de verdrukking zitten (bijvoorbeeld etnische minderheden, vluchtelingen), en met de neiging om deze mensen te ontmenselijken. Het ‘degraderen’ van bepaalde groepen tot een minderwaardige soort kan dus met hetzelfde gemak mensen als dieren betreffen, terwijl betrokkenheid bij de rechten van dieren veelal samengaat met betrokkenheid bij de rechten van minder goed bedeelde mensen.
Grotere taart Nieuw promotieonderzoek aan Harvard University bevestigt dit idee en is nu gepubliceerd onder de titel Animals are people too. Mensen die dierenrechten ondersteunden bleken ook vaker voorstander te zijn van zorg voor zieken via overheidssteun en van meer rechten voor LGBT’ers, etnische minderheden, illegale immigranten en mensen met een laag inkomen. Kortom, compassie en betrokkenheid bij het leed van mens en dier gaan samen.
Dit resultaat werd ook gevonden in een analyse van wetgeving in Amerikaanse staten: staten die het meest hebben gedaan om dierenrechten te beschermen, hebben in hun wetgeving ook het meest gedaan aan mensenrechten. Staten met sterke wetten ten behoeve van LGBT-inwoners, bescherming tegen racistische ‘hate crimes’ en een inclusief beleid voor mensen zonder papieren, hadden ook vaker een betere (of misschien beter gezegd: minder slechte) wettelijke bescherming voor dieren. Deze resultaten hielden stand na correctie voor de economische afhankelijkheid van veeteelt, heersende politieke ideologie, rijkdom per hoofd van de bevolking, en overheersende religie en etniciteit. Kortom, een politiek systeem dat menselijk lijden zoveel mogelijk probeert te beperken, is ook eerder een systeem dat dierenleed wil beperken, en omgekeerd.
Al met al bieden deze onderzoeken ondersteuning voor de gedachte dat een ruimhartige betrokkenheid bij mens en dier heel goed samengaan en zelfs elkaar kunnen versterken. Er is geen sprake van een ‘fixed pie’ maar juist van een taart die groter wordt als je hem aansnijdt. Gebruik je eenmaal die compassie en betrokkenheid bij de ander, of – op politiek niveau – de wetgeving om onrecht in te dammen, dan zul je dat ook makkelijker doen op andere gebieden. Er is geen tegenstelling en dieren hoeven niet te wachten tot alle mensenproblemen zijn opgelost voordat zij aan de beurt zijn. Het antwoord op de welbekende retorische vraag ‘What about…’ is dus: Ja, dat is ook belangrijk.