Hebben we nog wel dezelfde bestemming voor ogen?
Vier jaar geleden ben ik van Nederland naar Roemenië verhuisd. De vraag waarom heeft als kortste antwoord: familieomstandigheden. Hoe het me bevalt beantwoord ik meestal met: als een geestverruimende ervaring, tenzij het zo’n dag is waarop de twijfel toeslaat en de term – bad trip – me opeens als adequater voorkomt om mijn nieuwe leven in Roemenië te beschrijven. Ik heb de Roemeense cultuur leren kennen als diepgaand, hartstochtelijk, en vol humor, hooguit een tikje overgevoelig bij neerbuigendheid, maar ook als respectvol, hartelijk en open richting buitenlanders zoals ik. De Roemeense maatschappij wordt echter bestuurd door een taai vasthoudende elite, voor wie het landsbelang een vaag ideaal is, en eigenbelang concreter en urgenter – dit kan leiden tot frustratie.
Opgeleid als cultureel antropoloog schrijf ik voor Roemeense media opiniestukken over hoe Roemenië verschilt van West-Europa, mijn dorp hoog in de Karpaten van het dorp in de polder waar ik ben opgegroeid. Door te schrijven ben ik midden in het publieke discours terechtgekomen en zie dat zich een kentering voltrekt – steeds vaker hoor ik vijandigheid richting de Europese unie, die omschreven wordt als koloniaal en als een systeem van uitbuiting. Want na de toetreding tot de EU is de vooruitgang anders verlopen dan was voorgesteld. Het Europese plan om productie te verplaatsen naar het goedkopere Oost-Europa was gerekend buiten de heersende elite met hun bureaucratie en willekeur.
Het gevolg was een terugtrekkende beweging van buitenlandse investeerders, die de voorkeur geven te produceren in een goed geregeld land. Sindsdien worden alleen de arbeiders nog uit Roemenië gehaald. De Roemeense productie is weggevaagd door Europese concurrentie die qua schaalgrootte en productiemiddelen haar voorsprong niet meer uit handen geeft. De Roemeense supermarkten liggen vol met fruit en groenten uit het westen, aardappels en uien uit de Flevopolder. Alsof die niet groeien in Roemenië! Geplukt en gerooid in Nederland door... Roemeense immigranten. Geschat wordt dat zeven miljoen Roemenen het land verlaten hebben, hun geluk zoekend in West-Europa, maar zelden vindend, ver van familie, kinderen en vrienden, werkend in laaggeschoolde banen. Zo leven ze in economisch ballingschap.
Af en toe ben ik in Nederland en heb het voorrecht te reizen met mijn Dacia met Roemeens kenteken, wat als het ware een klein antropologisch experiment is om me te verplaatsen in het lot van de Roemeense arbeidsmigrant. Tot mijn verbazing word ik heel anders benaderd, weinig wuivende handen als ik in het verkeer iemand voor laat gaan, strakke blikken waar ik parkeer. Als Nederlanders scheppen we trots in onze tolerantie en empatie, maar inmiddels beschouw ik deze typering nog slechts geschikt voor intern gebruik of als reclame, eventueel nog in besloten kring te consumeren. Want vanuit Roemeens perspectief springen vooringenomenheid en zelfgenoegzaamheid eerder als typisch Nederlands in het oog.
Dit tekent ook precies de sfeer waarin oost-Europa ontwaakt uit de Europese droom, met het gevoel niet voor vol te worden aangezien, het gevoel dat hen de status van onderworpene is toebedeeld. Een post als tovaras (kameraad) in het Sovjet-imperium was te verkiezen boven een positie als migrant in West-Europa, onzeker zwervend van land naar land, nergens echt welkom. In dit licht duikt melancholie overal in Oost-Europa op, Ceaușescu wordt inmiddels liefkozend Ceașca genoemd, die zou dit nooit met Roemenië hebben laten gebeuren. Zo zien we het vreemde fenomeen dat de voorheen gehate Hongaarse premier opeens als voorbeeld wordt gezien door veel Roemenen: hij durft Europa de waarheid te zeggen. Oost-Europa, met Polen en Hongarije als voorhoede begint zich af te zetten tegen de westerse dominantie. Niet altijd op regeringsniveau – ministers en ambtenaren zijn persoonlijk gediend bij de Europese eenwording, dus in Brussel lijkt het misschien heel wat, maar onder de bevolking leeft er brede skepsis.
De Europese droom ging aanvankelijk ook over gezamenlijke "waarden". Maar welke waarden dan? De christelijke waarden waarmee Oost-Europa weerstand biedt aan de opkomst van de LHBTI-beweging? Of anders de idealen van verlichting en rationalisme? Niet echt iets waar je op de Balkan mee aan kan komen. De oude Grieken dan? Die onderschrijven we wel allemaal, ons ook verheugend in de door hen uitgevonden democratie, die echter bijna niet meer werkt, nergens. In Amerika houdt links en rechts elkaar in een wurggreep, in Nederland schieten one-issue partijen als paddestoelen uit de grond, met een bijbehorende houdbaarheidsdatum. Waar in het westen de tegenstelling woke/unwoke de scheidslijn tussen stad en platteland hoofdzakelijk aanhoudt, loopt deze tegenstelling ook als een nieuwe scheidslijn tussen West- en Wost-Europa, en we zien het niet!
Onze gezamenlijke waarden lijken niet diep genoeg geworteld om de druk van tegengestelde belangen te weerstaan. Een onvruchtbaar frame dat zich ontwikkeld heeft is dat van een Europa van twee snelheden. Een West-Europese voorhoede, de rest komt later. In welk debat is het behulpzaam om de gesprekspartner als achterblijver aan te duiden? Hopen we hem zo tot snelheid te kunnen manen? Is het niet zinvoller om de vraag niet langer te vermijden: Hebben we nog wel dezelfde bestemming voor ogen? We zullen overtuigender én geinteresseerder moeten zijn om onze Europese waarden gedeelde waarden te maken, en het zal alleen lukken als we de gesprekpartners als gelijken kunnen zien, met respect voor ieders recht zich te vergissen.
Dus, kom uit uw ivoren toren, wissel het ticket richting middellandse zee eens om voor Cluj of Krakow. Ik weet het, we zijn niet allemaal antropoloog en veel landen zijn interessant, maar Oost-Europa is niet alleen razend interessant, maar ook veel relevanter om te leren kennen dan de Seychellen of Madagaskar. Het gaat om onze gedeelde toekomst, de democratische eenheid die Europa nu eenmaal is zal onbestuurbaar worden als we niet bereid zijn om ons in elkaar te verdiepen. Eerder dan Europa verder uit te breiden komt de urgentie elkaar beter te leren kennen. Zo is het nog steeds mogelijk dat het Europese avontuur een geestverruimende ervaring wordt. Als we echter volharden in neerbuigendheid en onverschilligheid voorzie ik een „bad trip” die eigenlijk al langzaam is begonnen. Vreemde, verontrustende visioenen nemen langzaam de plaats in van de Europese droom.