Iemand met dusdanig weinig achting voor de objectieve waarheid zal voor de meeste burgers weinig goeds betekenen.
Met de grote winst van de BBB gisteren lijkt Nederland beland te zijn in de volgende fase van de populistische cyclus waar we al meer dan twintig jaar in vastzitten. Nadat de vorige populistische beweging weer eens implodeerde stond er een nieuwe vertegenwoordiger van het “gewone volk” op om gebruik te maken van de onvrede en onderbuikgevoelens onder grote delen van de bevolking voor haar eigen politieke doeleinden door middel van absurde simplistische “oplossingen”, een grove ontkenning van de empirische feiten en bijna cliché geworden “ons tegen hen”-redenaties. De agrarische sector heeft enkel het “nationalisten versus globalisten”-verhaal van Baudet (voorheen het “Islam versus het Westen”-verhaal van Wilders) hoeven vervangen met een “stedelingen versus het platteland”-narratief, en de rest ging vrijwel vanzelf.
Ondanks het feit dat Nederland inmiddels populistische partijen aan het verzamelen is alsof het voetbalplaatjes zijn -alleen in de Tweede Kamer hebben we momenteel al de PVV, FVD, JA21, BVNL en BBB- lijkt een zeer significant deel van de Nederlandse bevolking toch te denken dat vijftien keer scheepsrecht is en het rechtspopulisme deze keer toch echt het antwoord zal bieden op de politieke problemen in ons land.
Dit roept de volgende vragen op; hoezo lijken deze bewegingen keer op keer gedoemd te falen? En waarom blijft het Nederlandse electoraat ondanks dit feit er toch iedere keer weer op stemmen? Een filosofisch perspectief biedt hier wellicht de oplossing.
Sofisterij en demagogie
Om inzicht te krijgen in deze problematiek moeten we eerst circa twee en een half millennia terug in de tijd. Zoals veel mensen weten begon toen met Socrates in het oude Athene de Westerse filosofie zoals wij die nu kennen. Het is echter minder algemeen bekend hoe en waarom dit eigenlijk het geval was. Socrates begon destijds namelijk niet zomaar in het wilde weg moeilijke vragen aan zijn medestadbewoners te vragen. Integendeel, hij zette zich af tegen een specifieke maatschappelijke trend die hij als zeer problematisch zag, namelijk de opkomst van de sofisten. Dit waren rondreizende leraren die zich specialiseerden in de retorica, de kunst van het spreken. In ’s werelds eerste democratie was dit uiteraard een zeer belangrijke vaardigheid. Het probleem was echter dat deze sofisten vrij weinig waarde hechtte aan de waarheid, en in veel gevallen überhaupt niet geloofden in zoiets als een objectieve waarheid waaraan een spreker zich zou moeten conformeren.
Degene die met de mooiste argumenten kwam en de meeste mensen kon overtuigen had dus per definitie gelijk. Een gesprek was in principe dus niks meer dan een wedstrijd met een winnaar en een verliezer, vergelijkbaar met hoe tegenwoordig politieke debatten op televisie worden neergezet. Socrates zette zich hiervan af, aangezien hij dit een zeer gevaarlijke manier van denken vond. Op deze wijze kon een zogenaamde demagoog immers makkelijk misbruik maken van de emoties van het Atheense volk met de trucjes die hij van de sofisten had geleerd, om zo zijn eigen belangen door te drukken ten koste van het algemeen belang. Daarnaast was er volgens Socrates wel degelijk zoiets als een objectieve waarheid, en kon de mens deze ook beter leren kennen door middel van de dialectiek. Dat wilt zeggen, men moet in een gesprek niet debatteren, maar de dialoog met elkaar aan gaan. In plaats van dat gesprekspartners een spel proberen te winnen, moeten ze proberen van elkaar te leren om zo beide dichter bij de waarheid te komen. Dit principe vormt de ruggengraat van zowel de Westerse filosofie als de moderne wetenschap.
Aan het gemak waarmee populisten de bevindingen van deze tradities aan hun laars lappen en met “alternatieve feiten” komen kunnen we echter al merken dat dit niet een principe is wat demogogen als Wilders, Baudet en Van der Plas erg hoog in het vaandel hebben staan.
Hier vinden we ook direct het antwoord op onze eerste vraag, namelijk waarom dit soort bewegingen uiteindelijk altijd op niks uit lijken te lopen. Dit is simpelweg omdat hun leiders niks meer zijn dan sofisten. Ze geloven niet in een objectieve waarheid of een hoger moreel principe waarnaar zij hun standpunten moeten bijstellen. Integendeel, ze manipuleren de feiten juist door doelbewust wetenschappelijke bevindingen te verdraaien en stellen zelfs hun eigen zogenaamde principes tegen wanneer dit ze toevallig goed uitkomt. Ze zitten namelijk niet in de politiek met de houding van een wetenschapper of een filosoof die de objectief beste oplossingen voor onze problemen probeert te zoeken, maar met de houding van een advocaat die koste wat het kost de onschuld haar client zal blijven verdedigen, zelfs wanneer zij weet dat deze schuldig is.
Zo geeft Van der Plas ook openlijk toe dat ze simpelweg loog over de feiten toen zij voor haar de agrarische lobby werkte, en zich hier ook niet eens voor schaamt. Voor een sofist heiligt het doel immers de middelen. Iemand met dusdanig weinig achting voor de objectieve waarheid zal voor de meeste burgers weinig goeds betekenen, en het is ook niet verbazingwekkend dat groeperingen die zo weinig waarde hechten aan hogere morele principes uiteindelijk in elkaar ploffen door onderlinge ruzies, zoals bijvoorbeeld al meerdere keren bij het FVD het geval is geweest. (Eerst met Henk Otten, toen met JA21 en tot slot met BVNL)
Hier moet natuurlijk bij worden vermeld dat deze kritiek tot op zekere hoogte op elke politicus van toepassing is. Iedereen weet inmiddels wel dat ook premier Rutte nou niet altijd even eerlijk is. Het is echter uniek hoe erg schaamteloos en brutaal rechtspopulisten zijn in hun totale minachting voor de empirische werkelijkheid. Zo knipte de omroep “Ongehoord Nederland” bijvoorbeeld een totaal gefabriceerd filmpje in elkaar waarin zogenaamd is te zien hoe zwarte mensen andere mensen in elkaar slaan omdat ze wit zijn, en lijken ze zich er compleet niet voor te schamen dat ieder weldenkend mens met slechts tien seconden Googelen erachter kan komen dat dit een zeer brutale leugen is.
Op dezelfde manier zit ook BBB er niet mee om wetenschappelijke feiten totaal te verdraaien als ze denken dat ze hiermee de belangen van hun pro-agrarische achterban kunnen behartigen. Ze geven immers niks om de waarheid, maar manipuleren enkel het volk voor hun eigen doelstellingen. Hoeveel feiten en ethische principes ze daarbij moeten schenden maakt ze niet uit. Dat is de essentie van demagogie.
Reflexieve impotentie
Waarom deze bewegingen weinig goeds voor elkaar krijgen en constant imploderen lijkt nu enigszins duidelijk. De veel interessantere vraag, waarom zo veel Nederlanders hier toch iedere keer op blijven stemmen, blijft echter onbeantwoord. Het zou namelijk een verkeerde aanname zijn om te stellen dat het electoraat achter deze populistische filosofen zelf ook allemaal feiten ontkennende sofisten zijn die enkel om hun eigen egoïstische belangen geven. Er hebben gisteren namelijk veel meer mensen op de BBB gestemd dan dat er überhaupt boeren in Nederland zijn. Daarnaast zou een dergelijke verklaring ook een vrij bizarre wending onder de mentaliteit van het Nederlandse volk betekenen, aangezien het populisme hier decennia lang geen voet aan de grond kon krijgen. Zo kreeg de beruchte Centrumpartij van Hans Janmaat in 1982 bijvoorbeeld slechts één zetel tijdens de Tweede Kamerverkiezingen. Vanwaar dan nu toch de steun voor het rechtspopulisme vanuit een groot deel van de bevolking?
Het eerste deel van de oplossing voor dit enigma ligt in de naam van de eerder genoemde omroep “Ongehoord Nederland.” Deze naam klonk mij toen ik hem voor het eerst hoorde redelijk absurd in de oren. Inmiddels lijkt het gehele maatschappelijke discours in Nederland namelijk al over populistische onderwerpen te gaan. Hoeveel honderden uren zijn bijvoorbeeld wel niet op de televisie en in de Tweede Kamer besteed aan de onvrede van de boeren, een groep die slechts 52.000 Nederlanders bevat en waar voornamelijk de populistische partijen zich druk om maken? Toch voelen deze mensen zich schijnboor ongehoord en achtergelaten. Anders kon een omroep als ON immers ook niet gebruik maken van dit sentiment. En als we erover nadenken is er als doorsnee burger tegenwoordig ook veel om je “ongehoord” over te voelen. Lonen stagneren ten opzichte van de inflatie, de prijzen van de boodschappen stijgen dramatisch, sociale voorzieningen worden steeds verder uitgehold en het is voor veel mensen vrijwel onmogelijk om een huis te krijgen. Dit allemaal terwijl grote bedrijven miljardenwinsten binnen harken.
Het is echter merkwaardig dat deze problemen allemaal in ieder geval voor een zeer groot gedeelte het gevolg zijn van de neoliberale vrijemarkt-ethos die de afgelopen vier decennia de dienst heeft uitgemaakt in de Nederlandse politiek. De privatiseringen en dereguleringen die partijen als de VVD hebben doorgevoerd hebben immers een veel grote impact gehad op het huidige woningtekort dan de hoeveelheid vluchtelingen in Nederland, die netto slechts met circa 5000 mensen per jaar groeit en maar een zeer klein gedeelte van de totale immigratie zijn. Het is nog paradoxaler dat een aanzienlijke hoeveelheid mensen zelfs denkt dat werkelijke huisjesmelkers als Van Haga de oplossing zullen bieden voor dit soort problemen, terwijl zij zelf juist gigantisch veel baat hebben gehad bij de oorzaak. Waarom stemmen deze ontevreden burgers dan niet massaal op economisch linkse partijen als de SP en de PvdA, die in tegenstelling tot de rechtspopulisten serieuze plannen hebben om hier wat aan te doen? Om deze vraag te beantwoorden is het werk van de Britse filosoof Mark Fisher wellicht behulpzaam.
Fisher beargumenteert in zijn boek “Capitalist Realism” dat de neoliberale ideologie zo immens dominant is geworden in de Westerse wereld dat ze simpelweg als vanzelfsprekend is gaan lijken. Een beslissing om een bepaalde overheidstak te privatiseren wordt bijvoorbeeld door veel mensen niet eens meer als een ideologisch gemotiveerde keuze gezien. Het is simpelweg “gezond verstand.” Zoals Margaret Thatcher destijds stelde is er simpelweg “geen alternatief” voor deze radicale vrijemarkt-filosofie, waardoor het invoeren ervan door velen niet eens meer als een politieke keuze wordt gezien. Zo opende de Vlaamse filosoof Maarten Boudry zijn boek ‘Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat’ bijvoorbeeld met de vrij absurde stelling dat we het liberalisme überhaupt geen ideologie mogen noemen, omdat het volgens hem “werkt.” Het liberalisme werkt volgens de maatstaven die het liberalisme zelf heeft gezet (zoals bijvoorbeeld het belang van economische groei) en daarom mag er dus niet eens meer kritisch worden gediscussieerd over of dat wel de juiste maatstaven zijn. Dit is de soort mentale gymnastiek die men eerder van een fanatieke Stalinist dan van een liberale filosoof zou verwachten.
Volgens dit soort denkers is het neoliberalisme dus zo overduidelijk correct dat een kwalitatieve discussie over hoe we de politiek en economie moeten organiseren een complete verspilling van tijd is. We moeten ons volgens hen enkel nog bezighouden met het oplossen van technische probleempjes. Deze manier van denken is zo vanzelfsprekend geworden dat zelfs traditionele “linkse” partijen in het Westen erin zijn gaan geloven. Zo profileerde Tony Blair zich bijvoorbeeld destijds expliciet als een politicus die “voorbij links en rechts” was, en zich enkel nog met “oplossingen” bezig hield, om vervolgens een gigantisch rechts economisch en buitenlands beleid te voeren.
Ondanks het succes van deze culturele trend, voelen veel mensen echter nog steeds dat er iets niet klopt. Het feit dat de kloof tussen rijk en arm steeds groter wordt en we steeds meer de controle over onze maatschappij verliezen aan grote multinationals en internationale organisaties als de WTO en het IMF voelt als een veel fundamenteler probleem dan simpelweg een “technisch probleempje” dat een hoogopgeleide expert van D66 wel even kan oplossen. Dit is vooral het geval als je zelf bij de groep hoort die er economisch steeds verder op achteruit gaat.
Dat veel mensen dit gevoel hebben, maar het niet echt onder woorden kunnen brengen, is wat Fisher “reflexieve impotentie” noemt; het gevoel hebben dat er iets mis is, maar niet te kunnen articuleren wat. Dit komt omdat de oorzaak haast op een natuurfeit lijkt en elk alternatief op het moderne vrijemarktdenken zowat net zo fantasierijk klinkt als de verhalen van J.R.R. Tolkien of C.S. Lewis (ondanks het feit dat één van deze alternatieven nog geen halve eeuw geleden een realiteit was in Nederland).
Hierdoor valt de anti-vrijemarktpolemiek van politici als Lilian Marijnissen en Jesse Klaver op dove oren. Ze komen simpelweg over als naïeve idealisten die hun studententijd nog niet zijn ontgroeid, ongeacht hoe feitelijk onderbouwd hun verhaal daadwerkelijk is. Er zullen ongetwijfeld ook veel lezers zijn die inmiddels drie paragrafen geleden opgehouden zijn met het lezen van dit artikel om mij in de reacties van hetzelfde te betichten of om met absurde verwijzingen naar de Sovjet-Unie te komen, alsof een totalitaire planeconomie en een totaal gedereguleerde markteconomie de enige twee mogelijke opties zijn.
Dit is simpelweg de manier waarop wij de afgelopen paar decennia geconditioneerd zijn om te reageren wanneer iemand alternatieven voor ons huidige systeem voorstelt. Hierdoor is het enige wat veel mensen wél horen bij de speeches van Marijnissen en Klaver de standpunten die zij hebben over dingen als LHBT+-rechten of vluchtelingen, wat bij de doelgroep die gevoelig is voor populistische retoriek juist weer tot woede lijdt. Hoe kunnen zij zich immers zo druk maken om die “buitenbeentjes”, terwijl zij als brave doorsnee burgers hun hele leven hebben gedaan wat van ze werd verwacht en nu op steeds meer dingen worden gekort?!
Dit soort gedachtes zijn exact de brandstof waar de motor van het populisme op draait, en het is niet direct duidelijk wat de oplossing hiervoor is. Zolang men ontevreden blijft en alle verklaringen hiervoor wil accepteren behalve de echte, vrees ik dat deze populistische cyclus zeker niet de laatste zal zijn in de Nederlandse politiek. Ook de BBB gaat haar beloftes namelijk niet waar kunnen maken, wat waarschijnlijk weer tot ruzies en afsplitsingen zal leiden, waardoor over vier jaar weer een totaal nieuwe populistische partij haar grote overwinning zal vieren. Dat is namelijk het vervelende aan de waarheid; hoe hard je er ook voor weg loopt, ze haalt je uiteindelijk altijd in.