Het wordt tijd voor indringende gesprekken met de bestuurders van de fondsen en met die van De Nederlandse Bank
Over de afgelopen 20 jaar – 1995-2015 – behaalden we een gemiddeld rendement van ongeveer 7% op jaarbasis. Daarbij kwam er steeds meer aandacht om dit rendement op een duurzame wijze te behalen. Het totaal belegd vermogen van ABP bedraagt € 351 miljard (per 31 december 2015). Daarvan is ongeveer de helft belegd in Europa, een derde in de Verenigde Staten, en de overige 17% in de rest van de wereld. In 2014 daalde de CO2-voetafdruk van onze beursgenoteerde beleggingen met 10%.
Deze informatie komt van de website van het ABP. Een gemiddeld rendement van 7%, dit is dus 5% hoger dan de rekenrente waarmee het pensioenfonds prognoses voor de toekomst mag maken van De Nederlandse Bank. Wat zijn de gevolgen van deze opgedragen policy?
Om het minder abstract te maken, geef ik het voorbeeld van een vrouw die in 1995 op haar 45e beleidsmedewerker werd bij een overheidsinstelling. Haar beginsalaris was in 1995 €35.000. Het salaris groeide met 2% per jaar. In het jaar dat ze 65 werd was haar salaris €52.000. Haar pensioenaanspraken zijn gebaseerd op de middelloonregeling, zoals dat bij vrijwel elke pensioengerechtigde het geval is. Haar middelloon is €45.121. De vrouw heeft 20 jaar bij de overheidsinstelling gewerkt als ze eind 2015 met pensioen gaat. Haar aanspraak op aanvullend pensioen, dus boven de AOW, is €11.248 per jaar bruto (€937 per maand). De som van alle premies die zij zelf en haar werkgever voor haar in de afgelopen 20 jaar hebben afdragen is €112.036. Als de vrouw een levensverwachting van 20 jaar heeft, dan is er minimaal een bedrag van €225.000 nodig (20 x €11.248). Het pensioenfonds zou, als haar premies niet belegd zouden worden, ongeveer de helft van het haar toegezegde pensioen beschikbaar hebben.
In werkelijkheid belegt het pensioenfonds de ingelegde premies van de vrouw. Het ABP maakte in de periode dat de vrouw actief was – tussen 1995 en 2015 – een gemiddeld rendement van 7%. Dit rendement wordt op de inleg van de vrouw toegepast. Eind 2015 heeft ze dan een kapitaal beschikbaar van €223.000, dus nagenoeg voldoende om de toezegging aan haar gestand te kunnen doen. Maar er is meer, want haar kapitaal wordt ook in de jaren nadat ze met pensioen is gegaan, belegd. Daar gaat wel ieder jaar de uitkering vanaf, maar voordat de pot leeg is, brengt het nog een behoorlijk bedrag op, bijna €1,2 miljoen. Als de vrouw op haar 85e overlijdt, dan valt vrijwel dit hele bedrag vrij. Er is niemand meer die er aanspraak op maakt.
Door toepassing van de door De Nederlandse Bank opgelegde rekenrente van 2% ontstaat er een artificieel tekort. Als de premies die zijzelf en haar werkgever voor haar tussen 1995 en 2015 hebben gestort niet meer dan gemiddeld 2% rendement zou opleveren, dan is er een tekort van € 90.000, dat door het beleggingsresultaat na 65 jaar voor een derde wordt gecompenseerd. Dus zou de toezegging aan de vrouw voor een deel niet gestand kunnen worden gedaan. In dat geval – dus zuiver theoretisch- zouden de nu werkenden moeten bijdragen aan het pensioen van de vrouw en krijg je een mix van op kapitaal gebaseerd pensioen en een deel omslagpensioen (dus dat de werkenden moeten betalen voor de gepensioneerden). Hoe reken je jezelf arm en hoe creëer je een klimaat van wantrouwen en controverse tussen jongeren en ouderen? Door niet van de werkelijkheid uit te gaan, maar van een boekhouders virtuele realiteit.
Er zijn vast mensen die roepen: ‘wacht even, die 7% is een bruto rendement, daar moeten de kosten nog vanaf’. Het netto rendement van ABP is echter niet veel lager als je alle toevoegingen aan reserves vanwege risico’s eruit haalt. Zelfs als het netto rendement gemiddeld 4% zou zijn geweest in de periode 1995 – 2015, dan zou er nog zo’n €135.000 resteren als de vrouw op haar 85e overlijdt (de gemiddelde levensduur na de pensioengerechtigde leeftijd is 20 jaar).
Ik hoop zeer dat het kwartje door dit artikel nu bij meer mensen gaat vallen, want het wordt tijd voor indringende gesprekken met de bestuurders van de fondsen en met die van De Nederlandse Bank. Ik ben voorstander van een persoonlijk pensioen spaarplan voor iedere pensioengerechtigde, waarbij hij of zij invloed heeft op de belegging van de premies. Ook lijkt het mij logisch om van het werkelijk beschikbare kapitaal uit te gaan en niet van wat er theoretisch in de pot zit. Dat maakt het een stuk eenvoudiger en ook transparanter. Er worden geen toezeggingen meer gedaan, de pensioengerechtigde weet op basis van de jaaropgave van het pensioenfonds in welke richting het gaat en kan op afgesproken tijdstippen tijdens de opbouwperiode zelf beslissen of wijzigingen moeten worden aangebracht in bijvoorbeeld de hoogte van de premies en de beleggingskeuzes. Als je de pensioengerechtigde leeftijd bent gepasseerd, dan moet het voor jou beschikbare kapitaal uit de beleggings’pot’ worden gehaald en moet het aan jou worden overgelaten wat je wilt dat er verder nog mee wordt gedaan.
We moeten MONDIG worden en niet langer toestaan dat autoriteiten zonder onze uitdrukkelijke toestemming beschikken over ons geld.