Om nog een debat over hulp te kunnen voeren moet eerst die populistische mythe van tafel. ‘Hulp helpt niet’ is een ideologische stellingname waarvoor ‘wetenschappelijk bewijs’ wordt gezocht. Natuurlijk laat de relatie tussen hulp en economische groei zich moeilijk in cijfers vangen. Maar dat betekent niet dat ze niet bestaat.
Joop presenteert i.s.m. Arminius en Wereldpodium een avond over de toekomst van ontwikkelingshulp: Kunnen we het zelf? Wat werkt het beste? En hoe gaan we dat doen? Met o.a. Marcia Luyten, Francisco van Jole en Mei Li Vos. Kom op 25 april ook.
In het onlangs verschenen Africa Unleashed analyseert Steven Radelet waar Afrika zijn hoge en stabiele economische groei aan te danken heeft. Dat is aan 1. toenemende democratisering 2. goed macro-economisch beleid 3. schuldenvermindering 4. nieuwe technologie en 5. nieuwe generatie leiders, de zogenaamde ‘cheetahs’ die vaak in het Westen zijn opgeleid. Alle vijf zijn dimensies waarop hulp zich decennialang heeft geconcentreerd.
Daarmee is niet gezegd dat alle hulp deugt. Te veel hulp heeft te weinig bijgedragen aan ontwikkeling. Alle plannen in grand design bedacht in luchtgekoelde kantoren in Washington of Den Haag zijn bij voorbaat tot mislukken gedoemd. Begrotingssteun – het geven van geld aan een Afrikaanse regering – had als positief effect dat het een land als Oeganda stabiliseerde, maar de bedoelde zorg, onderwijs en wegen werden onvoldoende geproduceerd.
Wie niet onder de mangoboom heeft gezeten, Afrikaans lang, die snapt niet hoe wezenlijk anders het besturingssysteem is van samenlevingen beneden de Sahara. (Vergeef me de generalisaties zonder welke algemene richtlijnen onmogelijk zijn.)
Nu zal ontwikkelingshulp zoals die de afgelopen vijftig jaar van Noord naar Zuid ging, niet nog eens vijftig jaar bestaan. Machtsverhoudingen veranderen en zo ook de interactie tussen Noord en Zuid. Wel nog even nodig is hulp aan de 1,2 miljard allerarmsten. En dan is het handig te weten wat wel werkt en wat niet. Ik doe een bescheiden poging.
In grove pixel geschetst kun je stellen dat de Afrikaanse staat niet werkt. Democratie is vooral een façade naar westerse snit. De burger bestaat niet. Zo er al een algemeen belang is, dan is dat: geen geweld, want dan is iedereen slechter af. Of er publieke goederen als zorg, onderwijs en wegen worden geleverd, is voor de macht niet van belang. De steun van je achterban koop je met gunsten en giften.
Uit de Afrikaanse staat kun je een nog meer algemene les trekken over wat niet werkt: je kunt geen westerse ideeën over ontwikkeling transplanteren. Verkiezingen brengen geen democratie in een politieke cultuur die fundamenteel ondemocratisch is.
En gratis werkt niet. Al wat gratis is, heeft geen waarde. Gratis onderwijs leidde in Oeganda en omringende landen tot dramatische daling van het onderwijsniveau. Niet alleen omdat klassen 200 leerlingen hadden. (Donoren claimden het succes van hun onderwijsprogramma’s omdat er veel meer leerlingen naar school gingen.) Ook omdat het bestuurders, leraren en ouders geen bal kon schelen of leerlingen leren lezen en rekenen; er was toch nergens voor betaald.
Klassieker in de ontwikkelingsliteratuur is het gratis muggennet. Deel ze voor niks uit en er worden bruidssluiers en visnetten van gemaakt. In Malawi begon de Amerikaanse ngo Population Services International met een experiment. Een verpleegster werd geleerd voorlichting te geven over de netten. Mensen konden die netten voor 50 cent kopen, waarvan de verpleegster een kwartje kreeg. Het gebruik van muskiettennetten nam sterk toen, malaria nam evenredig af.
Daar leert het muskietennet een belangrijke les over wat wel werkt. Noem het bedrijfsmatige principes of marktmechanismen; waar het om gaat is dat mensen handelen uit eigenbelang. Een probleem dat alleen door een hulpverlener wordt gezien, is niet oplosbaar.
Vervolgens moeten mensen er iets voor over hebben om hun eigenbelang te dienen. Vijftig cent voor een klamboe. Of ze moeten de waterplaats prepareren waar een waterpomp wordt neergezet. Die pompen gingen snel stuk, totdat gemeenschappen een (bescheiden) deel moesten bijdragen aan aanschaf en onderhoud.
In Bundibugyo, in het zuidwesten van Oeganda, op de grens met Congo, zag ik een uitermate succesvol ontwikkelingsproject. Het was een bank opgericht door een Nederlandse hulporganisatie. Kleine en middelgrote ondernemers kunnen bij Ambition Lending terecht voor een lening. Daarvoor moeten ze een businessplan schrijven. De medewerkers van Ambition Lending gaan praten met mensen in de nabije omgeving van de kredietaanvrager. Waar diploma’s en eigendomstitels ontbreken, ligt kredietwaardigheid in persoonlijkheid.
Wie een lening krijgt, volgt ook cursussen bedrijfsvoering. De rente is weliswaar laag, ze moet stipt met de aflossing betaald worden. Drie dagen voor de betaaldag krijgen de klanten een sms. Twee dagen later nog een keer. Blijft betaling uit, dan volgen berichten met een waarschuwing: op wanbetalen staat een boete. Na 5 dagen staat Ambition Lending op de stoep.
Ik kan het succes van deze bank niet in statistieken aantonen, maar ik durf te stellen dat ze een belangrijke kracht is achter de economische voorspoed van Bundibugyo. Ambition Lending laat mooi zien hoe door gebruik te maken van wetmatigheden van de markt een ontwikkelingsprobleem effectief kan worden aangepakt. Dit impliceert geen groen licht voor liberalisering en privatisering, net zo min als deze bank een pleidooi is voor het Nederlandse bedrijfsleven als ontwikkelingsagent. Ambition Lending is een ontwikkelingsproject waar geen winst op wordt gemaakt, ook al is zijn kapitaal een revolving fund. De ontwikkelingsimpact is tweeledig: de investeringen hebben een multiplier-effect op de lokale economie. En er wordt geïnvesteerd in kennisoverdracht, training en coaching.
Tot slot nog even over de methode die hulp succesvol maakt. Hulp begint op de rode aarde. Met een hulpverlener die een probleem van binnenuit wil begrijpen. Hij gaat te werk als een zoeker, een searcher, in de woorden van William Easterly. Hij probeert iets uit. Kijkt wat wel en niet werkt, stelt zonodig zijn plan bij en probeert het net even anders. Dat programma’s klein beginnen betekent niet dat kleinschalig heilig is. Wat werkt, kun je uitbouwen.
Kennisoverdracht en training werden zo belangrijk in het programma van Ambition Lending, omdat de Nederlandse eigenaars van The Good Shepherd Foundation searchers zijn. De eerste debiteuren bleken niet te weten hoe je een boekhouding voert of een voorraad beheert. De searcher van Easterly wordt idealiter bijgestaan door een randomista uit de school van Esther Duflo. Zij meet in Zuid-Amerika, Afrika en Azië de effecten van hulpinterventies met blinde steekproeven – net zoals medicijnen worden getest op muizen. Het verschaft de beste basis voor het uitbouwen van wat werkt en het immuniseert de hulp tegen populistisch cynisme.
Hulp die helpt heeft slecht één heilig gebod: pragmatisme. Daar komt bij dat iedere hulpverlener een brevet van bescheidenheid moet dragen. Een mens, een land ontwikkelt zichzelf. Hulpverleners kunnen de natuurlijke stroom niet bergop duwen, hooguit haar een beetje bijsturen. Proberen ze de loop van de rivier te verleggen, dan doen ze niet alleen Afrika tekort. Ze hebben er ook zichzelf mee. Het cynisme en de frustratie van vandaag zijn een kind van onze onrealistische verwachtingen.
Joop presenteert in samenwerking met Arminius en Wereldpodium een avond over de toekomst van ontwikkelingshulp. Op 25 april in de Arminius kerk in Rotterdam (op loopafstand van het centraal station). Aanvang: 20.00 uur. Entree: 5 euro. Reserveren kan hier.