De vraag dringt zich op waarom juist bij deze groep zoveel incompetentie bestaat in het omgaan met macht en invloed
De verontwaardiging van burgers is iedere keer groot als politici in het nieuws komen omdat er gesjoemeld is met geld dat hen niet toekomt. Of misbruik hebben gemaakt van hun machtspositie. Senatoren spannen hierin wel de kroon. Hoe valt dat te verklaren? Zijn de verleidingen te groot als je één dag in de week mag vertoeven in een klein select gezelschap van leden dat moet toezien op een goede kwaliteit en doelmatigheid van onze wetgeving? Politici die afkomstig zijn uit nagenoeg alle belangrijke sectoren in de samenleving. Inclusief de aan hen gekoppelde uitgebreide netwerken en contacten. Als bijproduct van vaak top betaalde bijbanen als bestuurder of toezichthouder. Waarvan de meeste direct of indirect gefinancierd zijn met gemeenschapsgeld.
Incompetentie om met macht en invloed om te kunnen gaan komt nogal eens voor De vraag dringt zich op waarom juist bij deze groep vaak aangeduide ‘wijze mannen en vrouwen’ zoveel incompetentie bestaat in het omgaan met macht en invloed. Een verschijnsel dat bij bijna alle grote partijen voor komt. Niet alleen bij de VVD als huidige koploper in integriteitskwesties. Politici die op een goede wijze met macht en invloed kunnen omgaan moeten steeds vaker met een zoeklichtje gevonden worden. Macht verblindt en slechts weinig politici hebben de bagage om competent en integer met hun verantwoordelijke functie om te kunnen gaan. En dat is wel een minimale vereiste om het vertrouwen van burgers in de politiek en politici te kunnen borgen. Dat vertrouwen heeft door de recente onthullingen van afgelopen week opnieuw een enorme opdoffer gehad. De zoveelste in zeer korte tijd.
Kandidaat-senatoren beter screenen op risico’s van belangenverstrengeling en integriteit Corruptie en machtsmisbruik is van alle tijden en komt overal voor. Daar moeten we mee leren leven. De Eerste Kamer is door haar samenstelling uit kandidaten die elders een goed betaalde bijbaan hebben extra gevoelig voor zaken die raken aan corruptie, belangenverstrengeling en machtsmisbruik. In de kern valt daar weinig tegen te doen anders dan voorafgaande aan de benoeming kandidaten goed te screenen op integriteit en risico’s van onoorbare belangenverstrengeling en machtsmisbruik. En dan nog zegt dat eigenlijk relatief weinig.
Gesloten bestuurderscultuur kan niet zonder hoog vriendjesgehalte bij benoemingen De ons-kent-ons-cultuur is per definitie aanwezig bij een gesloten bestuurderscultuur waar het vriendjesgehalte doorslaggevend is om in lucratieve bestuurders en toezichthoudende functies benoemd te kunnen worden. Dat fenomeen poets je als samenleving niet zo maar weg. Dat laten de interne schandalen bij Forum voor Democratie en andere partijen wel zien.
Maar ook het gedwongen vertrek van VVD-senator Loek Hermans destijds toont dat helder aan. Een vertrek als gevolg van een veroordeling van de Ondernemingskamer wegens wanbeleid van een grote organisatie in de zorg. Waarvan hij toezichthouder was. Men dekt elkaar en houdt elkaar uit de wind als kennelijk normale reactie wanneer incompetentie om goed om te gaan met macht en invloed in beeld komt. Zelfs het sanctioneren van niet integer gedrag blijft bewust achterwege door het hoge vriendjesgehalte in de ons-kent-ons-cultuur van bestuurders en toezichthouders. Zoals blijkt uit de volgende duidelijke voorbeelden uit de onderwijssector.
PvdA senator Postema is vorig jaar uit de Eerste Kamer gestapt nadat hij verantwoordelijk werd gesteld voor de ongeldig verklaarde VMBO diploma’s bij de Maastrichtse scholenkoepel. Dat gebeurde niet zonder slag of stoot. Een verrassend een-tweetje tussen zijn raad van toezicht en hem als bestuursvoorzitter leidde ertoe dat hij zelfs nog een contractuele verlenging van zijn dienstverband voor twee jaren ontving toen hij als bestuursvoorzitter onder vuur lag en een onderzoek naar het bestuurlijk handelen van hem nog niet was afgerond. De ons-kent-ons-cultuur van bestuurders en toezichthouders in optima forma! Waarover terecht veel ophef is ontstaan.
Maar het kan nog erger als het gaat over het competent zijn om met integriteit om te kunnen gaan. D66-senator Pijlman is als bestuursvoorzitter van de Hanzehogeschool Groningen betrokken geweest bij een aanzienlijke HBO inschrijvingsfraude van een kleine € 1.5 miljoen, waarvoor de instelling in 2008 door de Raad van State werd veroordeeld. Pijlman is door zijn toezichthouder daarvoor nimmer gesanctioneerd, noch stapte hijzelf op. Hij kon gewoon zijn overmatig goed betaalde functie voor een bedrag van meer dan € 190.000 per jaar bij voornoemde met gemeenschapsgeld gefinancierde onderwijsinstelling tot op heden voortzetten. Een inkomen dat ver uitstijgt boven de vastgestelde Balkenende norm (Bron; Follow the Money juli 2018) En hij kon zich ook nog eens ongehinderd in 2015 laten benoemen tot senator. Hij is voor D66 thans opnieuw verkiesbaar voor de Eerste Kamerverkiezingen van komende maand. Als hoogste baas van een onderwijsorganisatie verantwoordelijk zijn geweest voor een aanzienlijke inschrijvingsfraude is dus geen enkel obstakel om in de Eerste Kamer zitting te kunnen nemen. En aan alle verleidingen van belangenverstrengeling en machtsmisbruik opnieuw bloot te worden gesteld. Dat vinden politici in Nederland kennelijk heel normaal.
Opheffen van Eerste Kamer is niet geheel onbespreekbaar meer Er gaan steeds meer stemmen op om de Eerste Kamer als instituut op te gaan heffen. Dat is niet ondenkbaar als een belangrijke aanbeveling van de onderzoekscommissie Remkes over een herziening van ons staatsbestel wordt opgevolgd. Dan komt er ook in Nederland een zogenaamd Constitutioneel Hof. Wetten kunnen dan door dat Hof aan de Grondwet getoetst worden op rechtmatigheid. In combinatie met een sterke adviserende rol van de Raad van State over nieuwe wetgeving is de toegevoegde waarde van de Senaat als controlerend orgaan op de Tweede Kamer dan gereduceerd tot bijna nul. Dan is het probleem van de aan integriteitsgevaar bloot gestelde senatoren vanzelf opgelost. Dat zal met zekerheid het afbrokkelend vertrouwen en geloof van burgers in politici en de politiek ten goede komen.