Het onvermogen om gelijkheid van alle Nederlanders te bevorderen resulteert zo in onverdedigbare uitspraken.
Augustus 2022, Danny Ghosen bezoekt Ter Apel voor zijn programma Danny’s Wereld. Een braakliggend grasveld als achtergrond. Hoofdpersonages zijn twee vrouwen van rond de dertig, de eerste weifelend, leunend op de gesloten deurpost van een Citroën. De scène duurt ongeveer twee minuten en de tweede vrouw, aan de rechterkant, doet haar verhaal onder Ghosens leiding. “Vol is vol,” zegt ze vastberaden. “Heel gemeen, maar vol is vol.”
Het lipje van een blik Coca-Cola Light klikt links open, als slotakkoord van een serie instemmende handelingen. “Zo is het”, een knikje en een genoegende frons geven bijval. Ghosen vraagt door en langzaam ontbloot zich een diepere laag. De “vol is vol”-vrouw blijkt het slachtoffer van de koopkrachtcrisis en het ontoereikende minimumloon. Achter de deurpost van de Citroën zit een meisje, 10 jaar oud, wier moeder het zich niet kan veroorloven haar zwemlessen te betalen.
Het patroon doet zich al langer voor: de ogenschijnlijk diepgewortelde xenofobie is gegrond op persoonlijke problemen, vaak financiële. Het onvermogen om gelijkheid van alle Nederlanders te bevorderen resulteert zo in onverdedigbare uitspraken, toch met schrijnende achtergronden.
De financiële ongelijkheid die het fundament vormt voor veel van die xenofobie is het gevolg van een ongekende vermogensongelijkheid. Letterlijk ongekend: volgens de Wereldbank is er geen land ter wereld dat kan toppen aan de vermogensongelijkheid die Nederland herbergt. Ter illustratie, de 2120 rijkste Nederlanders hebben een even groot vermogen als de 10 miljoen armste.
Decennialang heerst in Nederland zo een landschap waarin elke euro als inkomen van arbeid tot wel vijftig procent wordt belast, terwijl een ouder of grootouder een ton belastingvrij kan schenken aan zijn of haar (klein)kind. Arbeid wordt ontmoedigd; een ongelijke start in de hand gespeeld.
Bovendien betalen vermogenshouders momenteel geen belasting over hun vermogen, als gevolg van een uitspraak uit december van de Hoge Raad over het onwettelijke fictieve rendement in box 3. Er wordt gewerkt aan een oplossing, maar eerst moet er volgens de uitspraak sprake zijn van een compensatie: iedereen die de afgelopen jaren belasting heeft betaald over zijn vermogen krijgt een deel daarvan teruggestort. De gemiddelde zorgmedewerker mag rekenen op een incassobureau wanneer er geen 50% wordt ingeleverd, terwijl een pandjesbaas onbelast mag renderen en profiteert van de compensatie. Miljoenen, soms wel miljarden banen zich op dit moment zo op oneerlijke wijze belastingvrij een weg door onze samenleving.
De schreefgroei is het resultaat van een misvatting in het neoliberale landschap: waar de gemiddelde liberaal staat voor kansengelijkheid en optimale kansen tot ontplooiing gaf totemliberaal Rutte afgelopen jaar in een debat toe dat “vermogensongelijkheid nooit echt een thema was geweest”. Voor een ‘moderne’ liberaal staat het belasten van vermogen ergens onderaan het wensenlijstje, terwijl dit juist leidt tot het bevorderen van individuele vrijheid. Hoe antiliberaal is het dat de kansen van iemand worden beperkt doordat elders iemand begint met een voorsprong door een belastingvrije ton of een onderbelaste erfenis?
En het is niet alleen moreel onverdedigbaar vanuit meritocratisch perspectief, de vermogensongelijkheid: het is ook nog eens problematisch voor allerlei facetten van de maatschappij, zo concludeerden ook de onderzoekers Wilkinson en Picket. Geweld, drugs, mentale ziekten, slechte gezondheid, obesitas; ze correleren allemaal met economische ongelijkheid. Daarnaast is het economisch-technisch ook moeilijk uit te leggen: zogenoemde ‘minima’ hebben het geld harder nodig dan ‘maxima’ en geven het bovendien veel sneller uit. Bij de maxima lijkt de calvinistische geest eerder op te spelen waardoor zij het geld houden en zelfs renderen, wat verdere ongelijkheid in de hand speelt.
De toekomst ziet er niet bepaald vrolijk uit; vol met bloemen, zonneschijn en gelijke kansen. De begenadigd econoom Piketty concludeerde bijvoorbeeld al dat vermogensrendement (e.g. aandelen en huizen) al vele malen hoger ligt dan de economische groei. Oxfam Novib wist dit te illustreren: ongeveer de helft van het nieuw vergaarde vermogen komt ten goede aan de rijkste één procent.
Eerlijker belasten begint bij het verschil tussen inkomsten- en vermogensbelasting. Trek deze minimaal gelijk: bewezen is dat dit kansengelijkheid bevordert en bovendien is dat een veel eerlijkere manier van belasten. Een euro waarvoor iemand heeft gewerkt is immers veel meer waard dan een euro die iemand toegeschoven krijgt. Ontzie wel kleine spaarders en schuif de belastingvrije voet (nu ongeveer vijftigduizend euro) omhoog. Het gaat mij immers vooral om de allerhoogste vermogens: zij behoren tot die hoogste een procent.
In hogere schijven zou ik pleiten voor een progressief belastingtarief: een realistischere en meer progressieve vermogensrendementsheffing. Zo raak je middel- en lage inkomens niet disproportioneel. Tot slot moet de erfbelasting omhoog om de erfbaarheid van de ongelijkheid uit het systeem te filteren.
Men heeft er recht toe vermogen op te bouwen, maar het dient wel op een eerlijke manier te gebeuren. Wanneer het vermogen van de rijkste procenten ten koste gaat van de kansen en het vermogen van de armste bevolkingslagen zijn we het liberale standpunt volledig voorbijgestreefd en is het moment van ingrijpen aangebroken. Belangrijk is nu dat we gewaarworden van deze relatief onbekende ongelijkheid, die op het eerste oog misschien niet al te spannend oogt. Ga dan ook zelf verder op onderzoek uit en ontdek waarom ons systeem fundamenteel fout is. Ik raad aan te beginnen bij de zesdelige docuserie Sander en de Kloof.