Acties van extreemlinkse groeperingen waarbij geweld wordt gebruikt, leiden vrijwel nooit tot vervolging en strafrechtelijke veroordeling. Dat staat in een onderzoeksrapport, geschreven in opdracht van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Volgens de onderzoekers is dat omdat ‘daders vaak heel goed weten hoe ze vervolging moeten ontlopen’.
Het onderzoek werd uitgevoerd door onderzoeksbureau Beke en het WODC. Daaruit bleek dat de opsporingsdiensten zo’n 182 personen betrokken bij links-extremistische groeperingen in beeld hebben. Zicht op wie de leiders zijn, mochten die er überhaupt al zijn – kenmerkend voor organisaties met een anarchistische inslag – is er niet.
De onderzochte acties omvatten onder meer het bekladden van woningen van bijvoorbeeld ambtenaren, vernielen van auto’s of het organiseren van tegendemonstraties bij extreemrechtse demonstraties, waarbij het geregeld tot geweld komt. De bekladding van de voordeur van Thierry Baudet in 2017 wordt ook onder extreemlinks geweld geschaard door de onderzoekers, hoewel niet bekend is wie achter het “Radicaal Anarchistisch Feministisch Front” zit, een groep of persoon waar daarna ook niets meer van vernomen is.
Volgens de onderzoekers komen de daders ermee mee weg omdat ze ‘zeer veiligheidsbewust’ zijn:
"Door hun identieke kleding -vaak van een donkere kleur- en het dragen van gezichtsbedekking kunnen individuen niet zonder meer worden geïdentificeerd, ook niet als camerabeelden aanwezig zijn."
Verder zou de AIVD informatie over groeperingen die bij hen bekend zijn niet delen met de politie, omdat de verdachten dan te weten komen dat ze in het vizier van de inlichtingendiensten zijn. Ook zouden incidenten waarbij links-extremisten iemand thuis lastigvallen en intimideren vaak niet worden gemeld, omdat de slachtoffers uit de publiciteit willen blijven.