Aantal hoger opgeleiden was belangrijk. Niet de kwaliteit van het onderwijs
Ons onderwijsstelsel behoort niet meer tot de top van de internationale ranglijsten. Maar ernstiger is het dat we ook 2,5 miljoen laaggeletterden in onze samenleving hebben. Dat laatste is bizar als we dat feit afzetten tegen de vele miljarden die jaarlijks aan ons onderwijs worden uitgegeven en de politieke onderwijsdoelstellingen van met name D66. Die partij profileert zich graag als de onderwijspartij van Nederland en de aanjager van onze kenniseconomie.
In die laatste rol heeft D66 altijd primair oog gehad voor ons hoger onderwijs, waarbij vooral het hoger beroepsonderwijs (hbo) speerpunt was. Het doel was om het aantal hoger opgeleiden met minimaal een hbo-diploma te maximaliseren.
Om dat te bereiken was de financiering van het hbo-onderwijs ideaal ingericht. Hoe meer diploma’s werden uitgereikt binnen een bepaalde studieduur, des te meer geld een hbo-instelling ontving. Met als ongewenst bijeffect dat ook vaak het salaris van de bestuurder hoger werd als er sprake was van een toename van studenten of een grotere schaalgrootte van de instelling als gevolg van een fusie. Dit mechanisme werkte in de hand dat sommige bestuurders enkel om financiële redenen bewust gingen sturen op het uitreiken van zoveel mogelijk diploma’s, in combinatie met groei van het aantal studenten en de groei van de schaalgrootte van de betrokken onderwijsinstelling.
Uit onderzoek van Follow The Money (“Senatoren lappen Balkenende -norm aan hun laars”, juli 2018) is bekend geworden dat een D66-bestuurder van een grote Noordelijke hbo-instelling die tevens in de Eerste Kamer zat, door voornoemd mechanisme jarenlang een inkomen genoot van boven de Balkenende-norm en dat ook normaal vond. Dit soort uitwassen waren evenwel niet uitzonderlijk.
Kwantiteit werd jarenlang stilzwijgend stelselmatig boven kwaliteit van het hbo-onderwijs gesteld om naast het politieke doel ook als bestuurders in privé financieel gewin te kunnen behalen. Voornoemd beleid om meer hoger opgeleiden met een hbo-diploma te krijgen zou borg moeten staan voor een duurzame kenniseconomie, die de verdiencapaciteit van Nederland toekomstbestendig zou moeten maken.
Het onafhankelijke toezicht en controle op de kwaliteit van voornoemd hbo-onderwijs wordt op papier gedaan door een onafhankelijk accreditatie-instituut. In de praktijk houdt dat evenwel in dat een beoordeling plaatsvindt door voornamelijk zelf-evaluatie rapportages van de onderwijsinstelling. Kwaliteitscontrole door de slager die zijn eigen vlees keurt derhalve.
Door dit onderwijsbeleid van vooral D66 is jarenlang verzuimd om het primair- en mbo-onderwijs de broodnodige aandacht te geven. Al deze factoren hebben er dan ook toe geleid dat ons huidig onderwijssysteem niet meer voldoet aan de hoge kwaliteitseisen die het wel ooit heeft gehad. Met als gevolg dat ons huidige zwakke onderwijs de toekomstige verdiencapaciteit van onze economie ernstig aantast.
Je hoeft geen economisch deskundige te zijn om te weten dat 2,5 miljoen laaggeletterden de verdiencapaciteit van onze economie ondermijnen als dit onderwijsprobleem niet snel wordt opgelost. De kenniseconomie die we willen zijn vraagt veel meer dan hoger opgeleiden.
Iets uitdenken en niet kunnen uitvoeren vanwege een schreeuwend tekort aan vakmensen is dodelijk voor onze economie en nog meer voor de huidige en toekomstige verdiencapaciteit van onze economie.
Het was verstandig geweest als D66 de afgelopen 10 jaar meer oog had gehad voor alle sectoren van het onderwijs. Door haar voorkeursbeleid voor het hoger onderwijs heeft zij als aanjager van een kenniseconomie een strategische denkfout gemaakt. Innovaties die door gebrek aan vakmensen niet kunnen worden uitgevoerd beperken elke verdere ontwikkeling van een duurzame kenniseconomie.
Dat inzicht had toch wel verwacht mogen worden van de hoger opgeleide onderwijspolitici en bestuurders van D66.