Bij het bekendmaken van de vaccinatievolgorde wordt er (wederom) met geen woord gerept over medewerkers in het onderwijs
‘Scholen in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs en kinderopvang blijven gewoon open: er zijn daar weinig besmettingen en die omgeving is minder internationaal (…). Kinderen en jongeren vormen niet de groep met de hoogste risico’s. Bovendien zouden de maatschappelijke gevolgen van het sluiten van deze scholen groot zijn en draagt sluiten weinig bij aan het beperken van de verspreiding…’
Deze woorden stonden na de eerste, landelijke persconferentie van 12 maart 2020 helemaal onderaan te lezen op de site van de Rijksoverheid. Bovengenoemde vormen van onderwijs – met zo’n 230.000 mensen werkzaam in het PO, VO en mbo en ruim drie miljoen leerlingen – waren de sluitpost van een in allerijl opgezette bespreking van maatregelen om het aanstormende coronavirus te slim af te zijn. Het onderwijs leek echter een verplicht nummer. Verpakt als een post scriptum.
Na deze berichtgeving heerste er veel onbegrip onder leraren en onderwijsvakbonden. Werd het onderwijs ingezet als een soort buffer om de maatschappij draaiende te kunnen houden, ten koste van de gezondheid van de medewerkers en leerlingen? Enkele dagen later kwam premier Rutte terug op dit besluit en kondigde hij aan dat de scholen alsnog voor enkele weken dicht zouden gaan. Dit bericht zorgde voor opluchting. Vervolgens werd alles op alles gezet om de drie miljoen leerlingen, verspreid over het hele land, een dag later zo goed mogelijk te voorzien van online onderwijs.
De vooruitzichten leken rooskleurig. Drie weken online onderwijs volgen zou geen belemmering mogen zijn voor het opdoen van kennis en het handhaven van de doorlopende leerlijnen. Maar de periode van thuisonderwijs werd telkens verlengd. Ondanks het feit dat de besmettingsaantallen verminderden, bleven de scholen grotendeels leeg en was online lesgeven én volgen de norm. Uiteindelijk werden tot aan de zomervakantie vrijwel geen fysieke lessen meer gegeven. Een wijs besluit, met het oog op het verminderen van het aantal besmettingen. Een gemis, met het oog op de sociale interacties en de effectiviteit van het leerproces.
Het deed goed om in augustus weer in de vertrouwde omgeving te mogen starten. Om een aanstaande tweede golf tegen te gaan werden alle medewerkers voorzien van spatschermen, spatkappen, voldoende desinfecterende handgel en stapels mondkapjes. Het was fijn om het besef van noodzaak ook bij de leerlingen terug te zien: er werd voldoende afstand tot de docenten gehouden, mondkapjes werden gedragen door de hele school en iedereen voelde de verantwoording om alert te zijn op mogelijke coronaklachten.
Helaas volstond een en ander niet om een tweede lockdown en een nieuwe periode van thuisonderwijs te voorkomen. Inmiddels is het online lesgeven weer opgepakt en wordt er reikhalzend uitgekeken naar het toedienen van de vaccins. Echter, bij het bekendmaken van de vaccinatievolgorde wordt er (wederom) met geen woord gerept over medewerkers in het onderwijs. Zoals het er nu voorstaat worden eerst de zorgmedewerkers, verpleeghuisbewoners en artsen ingeënt. Terecht. Helaas zal de ‘cruciale’ onderwijsberoepsgroep vooralsnog pas op z’n vroegst rond april of mei aan de beurt zijn, in het allegaartje dat wordt beschreven als ‘ mensen van 18-60 jaar zonder medische indicatie’.
Dit gegeven wekte ook verbazing op bij Volkskrant-columniste Aleid Truijens, die in een recente column haar beklag deed hierover en daarbij refereerde aan Unicef-baas Henrietta Fore. Zij riep reeds voor Kerst op om, na de mensen uit de acute zorg, leerkrachten wereldwijd prioriteit te geven voor het ontvangen van het coronavaccin. Om de toekomst van een volgende generatie veilig te stellen. Er is blijkbaar veel voor nodig om beleidsmakers het belang van goed onderwijs te laten inzien en dat scholen wel degelijk besmettingsbronnen zijn gebleken. Ter afsluiting kan ik een relativerend P.S. ’je van mijn kant dan ook niet onderdrukken: want is onlangs niet gebleken dat de sterkste afname van het aantal besmettingen tijdens de lockdown terug te vinden is onder schoolgaande jongeren tussen de tien en achttien jaar?