De keuzes die dit kabinet maakt worden nog steeds gemaakt op basis van kostenbeheersing
Al jaren schermt men op het ministerie van OCW met een scenario waarbij structureel tien tot vijftien procent minder leraren worden ingezet in het primair onderwijs. Dat moet dan worden opgevangen met andere onderwijsvormen en meer ondersteuners. Het reddingsplan van Rutte-3 – werkdrukbestrijding als zwaartepunt en salarisherstel als bijzaak – brengt dit scenario nabij. Een verkeerde keuze. Helemaal als die zo buiten het zicht van onderwijspersoneel wordt voorbereid.
Op het departement weet men het al heel lang: als de pensioengolf achter de rug is, staat er geen nieuwe lichting klaar om de gaten in het personeelsbestand te vullen. De redactie van het Onderwijsblad zocht dat uit: in 2004 bekeek de OESO al opties voor landen die niet willen investeren in betere leraren en kleinere klassen. Geopperd werd om met grotere klassen en meer ondersteuning te werken, waarbij de overgebleven leraren beter betaald krijgen.
Dat document is de springplank gebleken voor de ministeriële denktank ‘Netwerk Onderwijsinnovatie’, dat in 2009 plannen presenteerde waarin werd geschermd met meer werk en minder leraren. Om het positief te framen werd dat ‘slimmer werken’ genoemd.
De economische crisis bracht een extra complicatie: even was er een lerarenoverschot. Dat brak in Den Haag de concentratie: door andere problemen verdween het lerarentekort even achter de horizon. Dankzij die houding kreeg een in 2012 door de AOb gelanceerd plan om starters tijdelijk boventallig aan te nemen weinig gehoor. Ex-staatssecretaris Dekker kwam met een slap aftreksel van het voorstel door geld vrij te maken voor 3000 starters zonder die middelen te oormerken.
Inmiddels nemen de tekorten in het po een vlucht en groeit de frustratie onder onderwijspersoneel. De sociale partners kwamen tot een actieplan waarmee structureel 1,4 miljard euro extra is gemoeid. Voor werkdrukbestrijding en voor salarisverbetering van de leraar. Dat laatste is noodzaak, want de salarissen die de sector kan bieden zijn niet toereikend om studiekiezers naar de pabo te lokken. En het tempo waarin het lerarentekort oploopt is nauwelijks te bevatten: in 2027 komen we 11.000 fulltime leraren tekort.
Toch kiest het kabinet voorlopig voor halve maatregelen. Voor werkdrukbestrijding staat een goede investering ingeboekt, maar over het salaris valt nauwelijks te praten: er is 270 miljoen euro extra gereserveerd en daarmee lijkt het voor Rutte-3 klaar. Dat bedrag wordt gebracht als mega-investering, waar het in werkelijkheid een begin van salarisherstel is.
In werkdrukbeteugeling ziet het kabinet meer. De uiteindelijk vrijkomende 430 miljoen euro structureel komt in de buurt van de 500 miljoen euro die het PO-Front eist. Dat geld kun je inzetten voor meer handen in de klas zodat onze zwaarbelaste leraren ondersteuning krijgen. Prachtig. Maar door het salarisgebouw niet op het niveau te brengen van het voortgezet onderwijs, voorspel ik dat de aanwezigheid van alleen extra ondersteuning niet gaat leiden tot de noodzakelijke extra aanwas van pabo-studenten en zij-instromers. Basisschoolleerkracht blijft dan een voor hoogopgeleiden matig betaalde baan.
Maar hoe erg vindt men dat in Den Haag? Toen de economische crisis op zijn eind liep, heeft OCW adviesbureau CenterData aan het werk gezet met de vraag wat het effect is van een hoger aantal leerlingen per leraar. Hun conclusie: bij een toename van 15 procent leerlingen per leraar verdwijnt het tekort als sneeuw voor de zon. Dat zijn drie extra leerlingen per leraar.
Daar is men mee aan het werk gegaan: Begeleid door het Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP) wordt op sommige scholen geëxperimenteerd met groepen van 90 leerlingen en minder groepsdocenten. Daartegenover staat een forser aantal ondersteuners, pedagogen en vakdocenten.
Op zich is zo’n onderzoek waardevol: de maatschappij verandert en het onderwijs ook. Daar kunnen andere werkvormen bij passen. Maar door de investeringskeuzes van Rutte-3 lijkt het kabinet al te hebben gekozen voor minder leraren en meer ondersteuners. Een richting waarbij het persoonlijke contact tussen leraar en leerling nóg minder wordt, terwijl sinds de invoering van passend onderwijs de vraag naar maatwerk juist is toegenomen. En een keuze die de kwaliteit van onderwijs onder druk zet.
De AOb gelooft niet in deze oplossing. Nog altijd is de leraar een spil in de ontwikkeling van elk kind. Grotere klassen leiden tot minder aandacht, wat met name voor kwetsbare leerlingen funest kan uitpakken. Als er aan de ene kant handen bijkomen, maar aan de andere kant grotere klassen ontstaan, is het ideaal van de leraar van een kleinere klas met voldoende aandacht voor elk kind verder weg dan ooit.
De keuzes die dit kabinet maakt worden nog steeds gemaakt op basis van kostenbeheersing. Bij de AOb vinden we dat principieel onjuist: minder leraren leidt onherroepelijk tot kwaliteitsverlies en dat kan Nederland zich niet permitteren. Nadenken over vernieuwing in het onderwijs: graag! Maar dan door de leraar zelf. Die komt daar nu niet aan toe. Want er is geen ruimte voor ontwikkeltijd. We roepen het kabinet op samen met leraren te kijken naar een serieus deltaplan voor het onderwijs.
Nederland heeft er baat bij mensen zo goed mogelijk op te leiden. Daar zijn groepen van maximaal 23 leerlingen voor nodig en dat vraagt om een investering in leraren. Die situatie dreigt uit zicht te raken nu het kabinet het primair onderwijs een fuik in jaagt: voor je het weet is het scenario van minder leraren en meer ondersteuning de enige route. Terwijl het hooguit als noodscenario bespreekbaar zou moeten zijn.
Minister Slob staat dichter bij de leraar dan zijn voorgangers. Hij heeft een loopbaan voor de klas achter de rug, kan zich verplaatsen in de problemen van de mensen in de school en verwoordt dat op een voor de beroepsgroep herkenbare wijze. Daarmee oogst hij waardering, zeker nu hij het voor elkaar heeft gekregen om de werkdrukmiddelen sneller beschikbaar te stellen. Hij geeft ook hoop: Slob gaat wel met een zaal vol leraren in gesprek. We zagen het bij de grote meet-up in Afas Live in november. Als iemand in het kabinet een uitgestoken hand accepteert om met leraren en ondersteuners te gaan werken aan een echt toekomstbestendig primair onderwijs, is hij het. Slob zou memorabel kunnen worden in de onderwijsgeschiedenis als de coalitiepartijen hem de helpende hand bieden en meer ruimte vrij maken voor extra salaris. Maar de tijd dringt: het moet wel nu.