Grootse gedachten. Onder die titel schreef historicus Hans Schoots een uitvoerige verhandeling over politieke extreme linkse en rechtse partijen en bewegingen in democratisch Nederland van de laatste 100 jaar.
Dat begint dan bij de linkse revolutionaire oproep van de socialist Jelle Troelstra in 1918 en eindigt bij de rechtste oproep voor terugkeer naar een blank Nederland van Thierry Baudet in 2019.
Daartussen lees je beschrijvingen van de vooroorlogse NSB en Zwart Front plus een reeks fascistische splintergroepen. Daarnaast de vooroorlogse communistische party de CPH en de trotskistische Revolutionaire partij. De oorlogsjaren 1940-45 slaat Schoots over. Na de oorlog krijg je op rechts achtereenvolgens Janmaat, Pim Fortuyn en Baudet en op links de communisten die hun CPH veranderden in CPN en daarnaast een reeks kleine trotskistische en maoïstische partijen en bewegingen.
Extreme partijen en bewegingen noemt Schoots diegenen die niet meer geloven dat hun “idealistische staat” via democratische hervormingen werkelijkheid kan worden. Ze gebruiken nog wel de parlementaire verkiezingen maar zien dat meer als een politiek draagvlak voor de uiteindelijke volksrevolutie en staatsgreep die de echte verandering zal brengen.
Dit geldt zowel voor links als voor rechts. In de politicologie maakt men een duidelijk verschil tussen radicale linkse/rechtse partijen – partijen die de democratie respecteren en zullen verdedigen – en extreme partijen en bewegingen die er duidelijk voor uitkomen dat ze, als de gelegenheid zich voordoet, de democratische rechtsorde opzij zullen zetten.
De wieg van de democratie en de partijen die daaruit voortkwamen
Ontegenzeggelijk begint het idee van volksvertegenwoordiging, de democratie, bij de Verlichting en de Franse revolutie van 1789. Vrijheid, gelijkheid, broederschap. De macht van de adel en clerus (de kerk) was doorbroken en elk mens was in principe juridisch vrij. In de praktijk bleek die vrijheid echter voorlopig alleen te gelden voor redelijk welgestelde mannen. Gewone arbeiders, slaven en vrouwen werden uitgesloten. Toch lag in de principes van de revolutie al de kiem voor vrijheid voor allen .
Via een reeks volksopstanden en politieke beleidswijzigingen kwam die vrijheid voor allen er pas in de 20ste eeuw. Kortom: 1830 en 1871 opstanden in Parijs, in Nederland in 1848 grondwetswijziging door Thorbecke waarbij het aantal kiesgerechtigden van 9,3 % opliep naar 62 % in 1909. Einde van de slavernij in 1863 en ten slotte algemeen kiesrecht voor mannen in een reeks Europese landen waaronder Nederland in 1917 gevolgd door vrouwenkiesrecht in 1919.
Na de aanname van algemeen kiesrecht ontstaan er in Nederland drie dominante politieke stromingen, te weten: het socialisme en het liberalisme (de twee kinderen van de Franse revolutie) en de christendemocraten die in feite erfgenamen zijn van de conservatieven die zich keerden tegen de verlichting en de revolutie. Een van de christelijke partijen die later opgegaan is in het CDA is de partij van de gereformeerden, de Anti Revolutionaire Partij. Deze partij, opgericht in 1879, verzette zich tegen de ideeën van de Verlichting en de Franse revolutie .
Weerstand tegen de democratie
Juist rond de tijd dat algemeen kiesrecht en democratie voor iedereen gestalte kreeg (na de Eerste Wereldoorlog, 1914-1918) werd ook de kritiek op en de weerstand tegen de democratie steeds duidelijker. Niet alleen de welgestelde elites die weinig voordeel zagen in kiesrecht voor iedereen maar ook een aantal intellectuelen waren bevreesd dat politiek beleid gebaseerd op kiesrecht voor het slecht opgeleide en arme volk zou leiden tot chaos. Men nam niet alleen afstand van de democratie voor allen, men keek er ook op neer, verachtte het zelfs.
Dat begon al met hoogleraar Bolland. In een rede in 1921 stelde hij dat wij sinds 1918 naar beneden gegaan zijn, naar ontwrichting , naar ontreddering en naar staatsbankroet. Hij was niet de enige. Kritische katholieke jongeren vielen de jaren twintig uiteen in een links georiënteerde beweging rond het blad De Gemeenschap en een rechtse groep rond het blad De Valbijl. Die laatste groep beschreef democratie als een horde die bij elkaar gehouden werd door angst. Men schreef over de democratische plee en over laffe mensen die in de kudde blijven om te grazen.
Ook bij linkse extreme partijen was democratie niet populair. Geïnspireerd door de revolutionaire staatsgreep van Lenin in Rusland in 1917 koos de CPH voor revolutionaire veranderingen die moesten uitlopen in de ‘dictatuur van het proletariaat’. In 1928 werd dat door de partij beschreven als ‘een hardnekkige strijd, educatief opvoedend die met toepassing van allerhande dwangmiddelen zich keert tegen de krachten en tradities van de oude maatschappij’. Overigens heeft de CPN na de onthullingen over de misdaden van Stalin door Chroesjtsjov in 1956 haar antidemocratische karakter verlaten en werd zij een radicale socialistische partij.
Verschil en overeenkomst tussen links- en rechtsextremisme
In het algemeen zie je dat rechts extremistische partijen altijd opkomen voor één bepaalde nationaliteit, ras of stand en dat links extremisme opkomt voor verandering van de gehele wereldmaatschappij, al wendt men zich in eerste instantie tot de arbeidersklasse. Deze klasse is in hun visie de drager van en de voorhoede van veranderingen die uiteindelijk ten goede komen aan de gehele mensheid. Dat daar in de praktijk niets van terecht gekomen is doet niets af van de intentie en pretentie van deze revolutionairen.
De overeenkomst van extreme partijen zowel links als rechts is dat deze partijen of partijtjes zichzelf zien als een voorhoede, als een groep die lang voor de kortzichtige anderen weet hoe alles in elkaar zit en wat de toekomst zal zijn. Men neigt naar sektarisme. Kameraden die even anders zijn gaan denken worden genadeloos – als ketters – uitgestoten. Deze vooringenomenheid rechtvaardigt ook hun beleid gericht op revolutie en staatsgreep. Waarom zou je, zo denkt men, wachten op al die achterblijvers die nog steeds geloven dat democratische hervormingen de oplossing kunnen brengen?
Dat duidelijke problemen als de toename van de kloof tussen rijk en arm, het klimaatprobleem alsmede gevoelens van eenzaamheid en zinloosheid niet door de democratie zullen worden opgelost heeft alles te maken met het feit dat onze democratie nog steeds voor een groot deel gedomineerd wordt door het huidige neoliberale economische stelsel. Alles is gericht op winst en economisch nut. Sociale- en milieuproblemen zijn daaraan ondergeschikt.
Als gevolg van deze neoliberale onmacht en deels onwil geven ook meer mensen hun stem aan antidemocratische partijen, vaak zelfs tegen hun materieel belang in. Terechte ontevredenheid en teleurstelling over de onmacht van democratische gekozen meerderheden kan op dit ogenblik leiden tot versterking en zelfs dominantie van rechtsextremistische partijen. Zie de ontwikkelingen in Italië, Polen, Roemenië, Rusland, Trump in de VS, Duitsland alsmede diverse staten in Latijns-Amerika en ten slotte, niet te vergeten, in ons eigen land. Regeringen van de huidige democratische landen dragen een grote verantwoordelijkheid. Het negeren van sociale problemen bevordert de groei van partijen waar zij zelf ook niet achter staan. Of zoals Winston Churchill het in 1940 zei: ‘Democratie is geen volmaakt systeem maar het is minder slecht dan alle andere systemen’. Niet het afschaffen of verzwakken van de democratie is daarom zinnig maar het verbeteren van de democratie. Respect, waardering, betrokkenheid voor en het geven van verantwoordelijkheid aan iedere burger is daarom meer dan ooit vereist.
Grootse Gedachten - Extremen in democratisch Nederland 1918-2019
door Hans Schoots
Uitgever Boom