Keer op keer moeten de feiten in het lesboek het onderspit delven tegen de Israëlische versie
Het lesboek waar Israël zich zo druk over maakt omdat het onjuiste en anti-Israëlische passages zou bevatten vertelt in werkelijkheid juist grotendeels het Israëlische verhaal. Dit verhaal dient vooral ter rechtvaardiging en verdoezeling van het onrecht dat de Palestijnen aangedaan werd (en wordt) bij het Joods maken van het Bijbelse “Land van Israël”.
Het begint al met de eerste zin: “In de oudheid werden de Joden door de Romeinen verdreven uit hun land” . In werkelijkheid maakten de Romeinen na een Joodse opstand rond het jaar 70 slechts de stad Jeruzalem en haar onmiddellijke omgeving verboden gebied voor Joden en bleven veel Joden gewoon in Palestina wonen. Daarna stelt het lesboek dat rond 1900 Oost-Europese Joden naar Palestina trokken, “het land waar hun voorouders eeuwen geleden vandaan waren gekomen” . Het is echter veel waarschijnlijker dat de Oost-Europese Joden afstammen van een Oost-Europees volk dat zich in de achtste of negende eeuw bekeerde tot het Jodendom, de Khazaren.
Nu zullen veel mensen zich afvragen of dit nu zo partijdig is, maar dat is het zeker. De mythe van de ‘terugkeer’ is een belangrijk onderdeel van de zionistische ideologie omdat deze een rechtvaardiging biedt voor haar aanspraken op het land.
Complementair hieraan is het idee dat de Palestijnen in het ‘Land van Israël’ slechts voorbijgangers zijn, Arabieren die beter weg kunnen trekken naar een Arabisch land. Theodor Herzl schreef al in 1895 in zijn dagboek: “Die arme Bevölkerung trachten wir unbemerkt über die Grenze zu schaffen” . Wellicht is dit het motief van wat het lesboek vermeldt, dat “Israël de Palestijnen het leven zuur bleef maken” . Onderdeel van de rechtvaardigingen van de aanspraken op het land is ook de bewering dat het Joodse geloof het verlangen naar de ‘terugkeer’ eeuwenlang levend gehouden had met als bewijs dat Joden elk jaar bij het Paasfeest de wens “volgend jaar in Jeruzalem” uitspraken. Er wordt echter niet bij vertelt dat dit het verlangen was naar de komst van de Messias die dan vervolgens alle Joden in Jeruzalem zou verzamelen. Het was duidelijk niet de wens die de zionisten er zo graag in zien, de wens om een Joodse staat op te richten in het ‘Land van Israël’.
Mythe In de eerste paragraaf geeft het lesboek dus kritiekloos de zionistische versie van de geschiedenis weer, een versie waarin niet feiten centraal staan, maar de zionistische behoefte haar doelen te rechtvaardigen. De zionistische mythe van de ‘terugkeer’ wordt overigens uitgebreid beschreven in het boek ‘The invention of the Jewish people’ van de Israëlische historicus Shlomo Sand.
Over Israëls onafhankelijkheidsoorlog, voor de Palestijnen de Nakba (ramp), wordt ook het zionistische verhaal vertelt. Net als in het boek vertellen zionisten dat zij de VN-resolutie voor de verdeling van Palestina wel accepteerden, terwijl de Palestijnse Arabieren dat niet deden. De werkelijkheid is echter complexer. De zionistische leider, Ben Goerion, was niet van plan de gestelde grenzen op lange termijn ook daadwerkelijk te respecteren. Voor Ben Goerion was een kleine Joodse staat slechts een stap naar een grotere Joodse staat in het hele ‘Land van Israël’. Daarnaast is het ook veel gemakkelijker om te accepteren dat je, zoals de zionisten, meer dan de helft van het land krijgt dan dat je, zoals de Palestijnse Arabieren, meer dan de helft van je land verliest. Geen volk op aarde zou daar zomaar mee instemmen.
Over het ontstaan van het Palestijnse vluchtelingenprobleem weten we nu, bijvoorbeeld uit het werk van de Israëlische historicus Benny Morris, dat het overgrote deel vluchtte voor het geweld of het dreigende geweld van zionistische milities. We weten ook dat de zionisten systematisch honderden, vaak vreedzame, Palestijnse dorpen aanvielen en leeg joegen en dat daar een plan achter zat, Plan Dalet. Volgens de Israëlische historicus Ilan Pappé was het doel ervan een grootschalige etnische zuivering om zo het land Joods te kunnen maken. Zelf heb ik de bedoeling van het plan onderzocht en kom ik tot dezelfde conclusie (die is gepubliceerd in een academisch tijdschrift). Het lesboek schrijft over het vluchtelingenprobleem echter: “Arabische strijders probeerden de joden te verjagen, maar die sloegen terug. Joodse milities moordden Arabische dorpen uit. Honderdduizenden Palestijnen sloegen op de vlucht” . Weer wordt het zionistische verhaal vertelt, en nu krijgen de Arabieren de schuld van zionistische moordpartijen.
Volgens de populaire zegswijze onder zionisten wilden de Arabieren de Joden de zee in drijven. Daar is echter nooit sprake van geweest. Voor half mei was er slechts sprake van lokaal Palestijns verzet dat geen partij was voor de zionisten. Na half mei vielen Arabische legers Palestina en Israël binnen. Zij gaven hiervoor twee redenen, ten eerste vonden ze dat de bevolking democratisch moest beslissen over de toekomst van het gebied, en ten tweede wilden ze de orde herstellen omdat de ‘zionistische agressie’ op dat moment al meer dan een kwart miljoen Arabische vluchtelingen had veroorzaakt. Dat aantal op dat moment komt overeen met de feiten.
Nasser Over de zesdaagse oorlog in 1967 vertelt het lesboek weer het zionistische verhaal: “Samen met Jordanië en Syrië maakte hij [president Nasser van Egypte] plannen om Israël aan te vallen. … Maar voor hij kon aanvallen sloeg Israël toe.” De Arabieren krijgen hier de schuld van de oorlog, maar in werkelijkheid was het Israël dat de escalatie het meest dreef. Dat begon al met provocaties aan de bestandslijn met Syrië. Israël stuurde regelmatig tractoren naar de gedemilitariseerde zone, waar Syrië dan op schoot, waarop Israël dan weer met grover geschut reageerde. Israël dreigde in mei 1967 Syrië aan te vallen. Daarop stuurde Nasser, ter afschrikking, Egyptische troepen de Sinaï in.
De VN en de VS wilden een diplomatieke oplossing en Nasser stemde er mee in zijn vice-president naar Washington te sturen voor overleg. Twee dagen voor dat geplande overleg viel Israël Egypte aan. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Dean Rusk, was geschokt en woest. Israël beweerde dat het wel moest aanvallen omdat een Arabische vernietigingsaanval dreigde. In werkelijkheid was er a) geen bewijs dat Nasser aan wilde vallen, en b) gingen kenners er van uit dat Israël hem gemakkelijk kon verslaan.
Israël had overigens een ideologisch motief voor de aanval. Delen van de Egyptische Sinaï en de Syrische Golan rekende men tot het ‘Land van Israël’, en de Westelijke Jordaanoever, met Hebron, Oost-Jeruzalem en de Tempelberg, was het hart van het Bijbelse ‘Land van Israël’. Een gedetailleerde beschrijving en weerlegging van de Israëlische mythes rond de Zesdaagse Oorlog staat in Norman Finkelsteins ‘Image and reality of the Israel-Palestine conflict’.
Het lesboek beweert verder dat Nasser in 1967 dreigde “dat ze de Joden de zee zouden indrijven” . Wat Arabische leiders zoal over Israël zeggen wordt door zionisten goed in de gaten gehouden om zo citaten te verzamelen voor de hasbara, de propaganda. Als er een geloofwaardig ‘de zee indrijven’-citaat van Nasser zou zijn dan zou dit zeker op een site als Wikiquote te vinden zijn, maar daar staat het niet. Deze bewering in het lesboek is dus zeer twijfelachtig.
Sadat Over de oorlog van 1973 wordt weer het Israëlische verhaal vertelt: “In 1973 probeerden Egypte en Syrië Israël alsnog van de kaart te vegen.” De Israëlische politieke wetenschapper Zeëv Maoz schrijft in ‘Defending the Holy Land – a critical analysis of Israel’s security & foreign policy’ dat de diplomatieke middelen die de Egyptische president Sadat ingezet had om de Israëlische bezetting van de Sinaï te beëindigen vruchteloos gebleken waren en dat hij daarom besloten had de impasse te doorbreken met een militaire aanval. Het doel was om een strook land aan de overkant van het Suez-kanaal te veroveren, deze vast te houden, de overwinning uit te roepen en een staakt-het-vuren te krijgen. Van ‘van de kaart vegen’ is alleen sprake in het Israëlische versie van de oorlog, die het lesboek van Noordhoff klakkeloos overneemt.
De biografie van Ben Goerion bevat overigens een blunder. Hij bleef niet premier van 1948 tot 1963, maar zijn premierschap werd onderbroken door dat van Moshe Sharett in 1954 en ‘55.
De Nederlandse ambassadeur in Israël, Caspar Veldkamp, beweerde “De geschiedenis lijkt hier eerder suggestief weergegeven dan in de juiste verhouding geplaatst” . Dat klopt wel, maar de benadeelden zijn niet zoals de onkundige Veldkamp beweert de Israëliërs, maar de Palestijnen. Men kan kritiek hebben dat in het lesboek sommige zaken pro-Palestijns zouden zijn, zoals Jan Tevoort goed analyseert in ‘The Post Online’ , maar dat gaat over details en niet over de grote lijn. In de grote lijn is het lesboek zeer pro-Israëlisch. Keer op keer moeten de feiten het onderspit delven tegen de Israëlische versie die tot doel heeft Israëls vaak gewelddadige expansionisme wit te wassen. Een vette onvoldoende dus voor Noordhoff, dat onze VMBO-leerlingen blootstelt aan zulke partijdige lesstof.