Bahman Azarmidkht wacht al twee jaar met vrouw en kind in een AZC op de start van zijn asielprocedure. Hij kan niet werken, niet studeren en geen Nederlands leren. Je kunt beter in de gevangenis zitten, zegt hij. ‘Dan weet je tenminste hoelang je nog te gaan hebt.’
Ik hoop dat mensenrechtenorganisaties en -activisten hier in Nederland mijn stem zullen horen. Allereerst wil ik zeggen dat ik blij ben dat ik vrij kan schrijven in een land waar vrijheid van meningsuiting geldt. Ik zal het verhaal van mijn tragische leven hier in enkele zinnen opschrijven; het complete verhaal zal ik later in een boek verwerken.
Stateloos Voordat ik geboren werd vochten mijn ouders voor de rechten van de Koerden onder het onderdrukkende regime van de Islamitische Republiek in Iran. In 1986 werden ze gedwongen Iran te ontvluchten en kwamen ze terecht in Irak, in het Al-Tash kamp in de westelijke provincie Anbar. Door hun politieke activiteiten werden drie van mijn familieleden – mijn vaders broer, mijn vaders neef en mijn tantes man – geëxecuteerd door het regime. Ikzelf kwam op 5 januari 1989 zonder nationaliteit ter wereld in het kamp in de Al-Tash woestijn. Tot op de dag van vandaag ben ik stateloos. Het enige wat ik heb is een document van de VN-vluchtelingenorganisatie (UNHCR) waarin mijn status als vluchteling geregistreerd staat.
Doodsbedreigingen Ik ben me altijd bewust geweest van mijn familielijn en de redenen voor de vlucht van mijn familie van Iraans Koerdistan naar Irak. Ik besloot die lijn te volgen en werkte als burgerrechtenactivist en journalist temidden van alle uitdagingen waar we in Irak mee geconfronteerd werden.
In Irak leefde ik met discriminatie, conflicten, oorlogen en zonder nationaliteit. Tot het laatste moment probeerde ik, zo goed als het kon, in Irak te blijven om mijn activiteiten tegen het onderdrukkende regime uit te voeren en om vrijheid te krijgen voor de Koerden in Iran. Helaas ontving ik, als gevolg van mijn activistische en journalistieke werkzaamheden, doodsbedreigingen van de Iraanse veiligheidsdiensten in Irak. Ik verloor de hoop om in Irak te kunnen blijven en moest het land ontvluchten om mijn veiligheid en die van mijn vrouw te kunnen waarborgen. We kwamen aan in Nederland en zagen een land met een democratie, mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting. Ook zagen we het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag: het bestaan van zo’n instituut in een land als Nederland maakt me blij.
Asielprocedure We zijn nu bijna twee jaar in Nederland en wachten nog steeds op ons interview bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). In de tijd dat ik hier ben heb ik in de AZC’s waar we verbleven vele verhalen gehoord – ieder verhaal heeft een boek of meer nodig om verteld te kunnen worden. Ik zag dat sommige asielzoekers verhalen verzonnen en toch een verblijfsvergunning kregen. Tegelijkertijd zie ik mezelf, sinds mijn geboorte vechtend voor democratie en mensenrechten. Hier in Nederland kwam mijn zoontje ter wereld, net als ik in een vluchtelingenkamp en zonder nationaliteit.
Al bijna twee jaar is er door de IND geen aanstalten gemaakt om te beginnen aan de asielprocedure en het onderzoeken van onze zaak. Ik kan geen overtuigende rechtvaardiging bedenken voor deze enorme vertraging door de IND.
Bewijsmateriaal De UNHCR heeft mijn identiteit en registratie als vluchteling bij de UNHCR (volgens het VN Vluchtelingenverdrag uit 1951 en het protocol van New York uit 1967) bevestigd. Daarnaast hebben een aantal organisaties die de rechten van journalisten verdedigen de IND ervan verzekerd dat ik door mijn werkzaamheden als journalist bedreigd werd en voor mijn veiligheid moest vluchten. Ook zijn er veel berichten in de pers en andere documenten met betrekking tot mijn zaak. Al deze documenten bieden genoeg bewijsmateriaal voor de IND. Ik begrijp volledig dat er een crisissituatie is ontstaan bij de IND door de recente instroom aan asielzoekers in Nederland. Maar als het op mijn zaak aankomt is er geen rechtvaardiging voor deze langdurige vertraging van bijna twee jaar, waarin mijn vrouw, mijn zoontje en ik in het kamp verblijven.
Gevangenis Ik ben niet naar Nederland gekomen om financiële hulp te krijgen in een AZC. Ik schaam me iedere week als ik geld ontvang van de overheid. Ik wil hard werken voor mijn geld. Maar mijn leven werd bedreigd en ik moest vluchten. In het kamp kan ik niks doen: mij worden basisrechten onthouden, zoals werken, het leren van de Nederlandse taal, studeren, en het leiden van een normaal leven. Onder deze omstandigheden voel ik me een persoon in een dode realiteit. Aan de buitenkant leef ik, maar vanbinnen ben ik een dood persoon. Soms denk ik dat ik onder deze omstandigheden in het AZC minder basisrechten heb dan iemand die zijn leven in een gevangenis doorbrengt. Als gevangene weet je tenminste hoe lang je nog te gaan hebt en heb je het recht om te werken, te studeren en de Nederlandse taal te leren.
Liefde en menselijkheid Onder deze moeilijke omstandigheden zaten we en zullen we voorlopig in het AZC zitten. Als ik met mijn vrouw en zoontje naar buiten ga en dezelfde lucht inadem als de Nederlandse mensen, voel ik me helemaal blij en vrij. We zien de liefde en menselijkheid van de Nederlandse mensen en daarom zijn we blij om ons hier te bevinden, in een land met geweldige mensen, een democratie en mensenrechten. Ik geloof dat wat er gebeurt in de politiek van de IND geheel losstaat van het liefdevolle en menselijke karakter van de Nederlandse mensen.
Ik wil nog iets anders noemen over de kampen hier in Nederland, namelijk de Centrale Opvang Onderdak Asielzoekers (COA). Gedurende bijna twee jaar ben ik getuige geweest van hun geweldige werk en goede behandeling van asielzoekers, te midden van alle uitdagingen in de AZCs.
Ik hoop dat mijn stem mensenrechtenorganisaties en -activisten hier in Nederland bereikt, in dit prachtige land waar mensen van verschillende pluimage samenleven onder de zon van de democratie.
Dit artikel is afkomstig uit RFG Magazine, een publicatie voor gevluchte journalisten. Vertaling: Charlotte Nijhuis