Shirin Musa over bedreigingen aan haar adres en dat van medestanders binnen gemeenschappen. En het gebrek aan actie van overheid en particulieren.
Vrijheid van meningsuiting is een groot goed en ‘Je Suis Charlie’ roepen is een kleine moeite maar ondertussen gebeurt er weinig voor onbekende mensen die bedreigd worden omdat ze opkomen voor rechten. Shirin Musa is oprichtster van Femmes for Freedom, een organisatie die strijd tegen onder meer gedwongen huwelijken en eerwraak en beschrijft haar eigen ervaringen.
Een paar weken geleden werd ik door de organisatie van de Persvrijheidslezing gevraagd of ik bereid was als panellid deel te nemen aan een gesprek over de vrijheid van meningsuiting met Kurt Westergaard. Ik voel altijd verschillende emoties als ik zijn naam hoor. Zonder dat ik de man ken, heb ik toch altijd op een bepaalde manier met hem te doen gehad. Je zult maar op je oude dag een target zijn voor boze moslimextremisten. Wat betreft de cartoons: ik heb de profeet nooit in welke cartoon dan ook herkend en heb me derhalve nooit gekwetst gevoeld.
Nare ervaringen, zoals beperkt worden door de media of overheid, heb ik zelf gelukkig nooit meegemaakt. Mijn boodschap over vrouwenrechten en het recht om zelf keuzes te maken, heeft steun van de publieke opinie, politiek en overheid. Waar het lastig wordt is wanneer deze boodschap in de praktijk gebracht moet worden. Iedereen is tegen huwelijksdwang en is van mening dat we slachtoffers van huwelijksdwang, vaak jonge meisjes, moeten helpen. Maar als bijvoorbeeld een minderjarig Nederlands-Sudanees meisje, na een vakantie in Sudan door haar familie wordt achtergelaten om te trouwen met een veel oudere man, wordt het meisje niet geholpen. Deze zaak is dan ‘te complex’ omdat het Sudanese recht van toepassing is op dit Nederlands meisje met Sudanese achtergrond, en omdat haar ouders geen toestemming geven tot uitreizen.
Mijn pleidooi voor vrouwenrechten levert niet altijd positieve reacties op. Mijn flyeractie voor een vrouw die vermist werd, en uitspraken in de media over de Pakistaanse doofpotcultuur en mijn oproep op Facebook en Twitter om een moskee te bezetten, hebben grimmige reacties van Pakistaanse Nederlanders veroorzaakt: op Facebook, direct tegen mijn dierbaren en via goede bekenden.
De hetze naar aanleiding van mijn uitspraken in de media en de zaak Yasmeen hebben me voor het eerst slapeloze nachten over mijn veiligheid bezorgd. Het is nogal wat als je foto op Facebook wordt geplaatst en dat daar reacties onder geschreven worden als: ‘Ik weet waar haar ouders wonen’, ‘Ze verdient een beuk’ en ‘Deze vrouw promoot losbandigheid’.
Op advies van mijn dierbaren en adviseurs heb ik contact opgenomen met de politie om aangifte te doen wegens laster en met de vraag of zij mij willen helpen een dialoog aan te gaan met deze boze mannen. Omdat de grimmige reacties niet in het moskeeblad van de moskee en op een lantaarnpaal zijn geplaatst, maar alleen op Facebook, wilde de politie slechts een melding registeren. Ik krijg nog steeds telefoontjes van Pakistaans Nederlandse vrouwen die mij achter de schermen steunen. Ze vrezen voor mijn veiligheid en zeggen dat ik voorzichtig moet zijn. Sindsdien heb ik een vermommingspakket in mijn tas en fiets ik nooit via dezelfde route naar huis.
Ook een Pakistaans Nederlandse bijstandsmoeder die ik ken wordt bedreigd omdat ze gezegd heeft dat geweld tegen vrouwen moet stoppen. Alle grimmige berichten hebben ertoe geleid dat zij weinig naar buiten gaat en haar kinderen niet alleen op straat mogen spelen. Ik spreek haar en haar kinderen regelmatig. Na mijn vele gesprekken en uitleg aan de politie hebben ze haar eindelijk gehoord en voelt zij zich begrepen en veiliger. Haar zoontje vindt het niet leuk en is verdrietig dat hij niet veilig kan buitenspelen, maar is wel trots op zijn moeder en dat zij haar stem laat horen.
De bijstandsmoeder en ik zijn geen bekende mensen zoals Kurt Westergaard. Wat ik in de twee genoemde voorbeelden zie, is dat we allemaal voor de vrijheid van meningsuiting zijn en het een fundamenteel recht vinden. ‘Je suis Charlie’ roepen of afgeven op de islam is makkelijk, het kost niets en lost niets op. Maar steun voor de kleine burger, zoals de verborgen bijstandsmoeder en ik, is geen vanzelfsprekendheid en vindt men ingewikkeld, omdat het om veel inspanning en commitment van de overheid en particulieren vraagt. Een gesprek met de politie is ook geen vanzelfsprekendheid en moet met veel nette woorden bevochten worden. Op deze manier worden burgers monddood gemaakt in juist de gemeenschappen waarbinnen de vrijheid van meningsuiting individueel het hardst bevochten moet worden.