Op de een of andere manier komt het maatschappelijke probleem van de kledingindustrie moeilijk tussen onze oren. Iedereen is voor een betere wereld, maar zodra het om de rekening gaat, vindt men dat anderen best een stapje meer mogen doen.
Vandaag is het Fashion Revolution Day.
Vorige week heb ik een bezoek aan Schotland gebracht. Golfen en whisky proeven stonden er op het programma. Ik heb vooral genoten van de rondleidingen in de distilleerderijen, waar oude mannetjes met een zwaar Schots accent vol liefde konden vertellen over het whisky proces. Het werd daar allemaal onder onze neus gestookt, ook tijdens de tour ging de productie gewoon door. De trots en het vakmanschap spatten er vanaf.
Hoe anders is het in andere sectoren. De kledingsector bijvoorbeeld. Daar worden heel wat minder rondleidingen gegeven tijdens het productieproces. De enige beelden die mensen zullen kennen zijn gemaakt met verborgen camera’s die heimelijk misstanden aan de kaak stellen. Uitbuiting, kinderarbeid en slechte arbeidsomstandigheden. Van dat soort dingen. Daar krijg je geen gevoelens van trots en vakmanschap van.
Op 24 april 2013 stortte het gebouw Rana Plaza in Bangladesh in. Er waren vijf kledingfabrieken in gehuisvest. Meer dan 1100 mensen kwamen om. Het gebouw stond al tijden op instorten, maar de eigenaren verplichtten hun arbeiders om gewoon door te werken. De publieke verontwaardiging was groot. Er werd ook met een beschuldigende vinger naar het Westen gewezen. Want het is de consument die met zijn koopgedrag dit soort misstanden uitlokt. De “race to the bottom” begint in de winkelstraat. Om aandacht te vragen voor de strijd om goede en veilige werkomstandigheden, is 24 april uitgeroepen tot Fashion Revolution Day. Om kleding weer net zo’n kwaliteitsproduct te maken als Schotse whisky.
In het Westen weten we niet hoe slecht de hele keten eigenlijk is. Onbekend maakt onbemind. Door het arbeidsintensieve karakter is de productie al lang geleden verplaatst naar lage-lonen landen. De cijfers zijn schrikbarend. Van een shirt van 50 euro gaat ongeveer 3 cent naar de katoenplukker en 18 cent naar de naaister. De grondwaterstand in Bangladesh daalt 2 meter per jaar. In datzelfde land verdient een textielarbeider zo’n anderhalve euro per dag. Het minimumbedrag om van rond te kunnen komen ligt vijf keer hoger. De consument spint er letterlijk garen bij. We kopen bijna twee keer zoveel kleren als 15 jaar geleden, en we betalen er in totaal minder voor. In de winkelstraat gaan we voor de beste koopjes en fast fashion. Mode is wegwerp geworden, en wegwerp is lekker goedkoop. De echte prijs wordt elders in de keten betaald. In Rana Plaza dus.
Tot zover de feiten. Wat nu? De vraag rijst: is het probleem echt zo groot? Nederlanders kijken toch een stuk dichter bij huis als het gaat om sociale vraagstukken. Terreurdreiging, integratie en de zorg worden als belangrijkste problemen gezien. Dat is heel logisch, maar weinig mensen weten dat de kledingindustrie de meest vervuilende industrie ter wereld is, na die van olie. De ecologische voetafdruk van kleding is enorm, door onder meer het productieproces en de berg aan weggegooide kleding. Gemiddeld gooit elke Nederlander 9 kilo kleding per jaar weg! Tel daar dus de sociale misstanden bij op voor miljoenen arbeiders in de keten, en je hebt een probleem van wereldformaat.
Maar vinden we het ook ons probleem? Eigenlijk niet. Op de een of andere manier komt het maatschappelijke probleem van de kledingindustrie moeilijk tussen onze oren. De feiten stapelen zich op, documentaires met indrukwekkende verhalen worden gemaakt maar intussen groeien ketens als Primark en Action in een recordtempo. Iedereen is voor een betere wereld, maar zodra het om de rekening gaat, vindt men dat anderen best een stapje meer mogen doen.
Is het een probleem van een ander? Moeten overheden harder optreden en met extra regelgeving komen? Of moet de actie van de grote bedrijven komen? Whisky moet minimaal 3 jaar in een vat worden bewaard, voordat het whisky genoemd mag worden. Dat voorkomt een hoop vieze rommel. Moeten er dan ook minimale standaarden komen om de kwaliteit van kleding beter te kunnen waarborgen? Voorstanders van onbeperkte marktwerking zullen meteen op de barricades springen. Hier wel voor.
Marktwerking is prima, maar dan moet het wel transparante marktwerking zijn. Als product A en B exact hetzelfde zijn, en A is goedkoper, dan is het makkelijk welke je moet kopen. Maar in het geval van kleding weet je niet precies wat je koopt. Een deel van de keten brengen we letterlijk en figuurlijk buiten ons aandachtsgebied. We weten niet wat er gebeurt bij de katoenpluk en in de sweatshops, en eigenlijk willen we het niet weten. Want er is al genoeg op de wereld wat beter zou moeten. En zo staat de kledingwereld laag in de rangorde van milieuproblemen die we belangrijk vinden. Ver achter de voedselindustrie, energievoorziening en de plastic soep in de oceanen.
En juist daarom is het vandaag Fashion Revolution Day. Om de aandacht te vestigen op het 1 na grootste milieuprobleem ter wereld. Om de transparantie in de keten te verbeteren, en de gewone consument meer informatie te geven over de herkomst van hun kleding. Dan kunnen de Nederlanders die aandacht hebben voor menselijke waarden en een leefbare wereld kiezen voor duurzame alternatieven. Voor de goedkoopste prijs natuurlijk.
De benodigde informatie verkrijgen is nog een groot probleem op zich. Veel mensen geloven wel dat sommige kleding slecht is, maar hoe slecht dan? En hoe weet je of een duurder kledingstuk beter is? De grote kledingmerken komen met allerlei mooie campagnes over wat ze aan duurzaamheid doen, maar intussen staat er nog steeds alleen “made in Bangladesh” en de prijs op het etiket. Totdat er radicale transparantie op productniveau komt, zullen consumenten het met een vaag onderbuik gevoel moeten doen. Maar om toch wat grenzen te noemen: het is niet cool om een T-shirt van 3 euro te kopen. Daar zitten kinderhandjes aan. Een overhemd van 15 euro kan niet, je maakt er de wereld mee kapot. De Primark is niet zomaar een goedkope winkel, het is de plofkip van de kledingindustrie.
Kijk eens naar je eigen kleren terwijl je dit leest. Waar zijn ze gemaakt? Denk je dat het op een eerlijke manier is geproduceerd? Koop alleen kleding van een merk die open is over het productieproces, en die zich met woord en daad uitspreekt tegen de misstanden in de industrie. Zou je blij worden van een rondleiding door de fabriek waar je broek is gemaakt? Dat zou het uitgangspunt moeten zijn. Want kleding maken is vakwerk, en kleding kan een prachtig natuurproduct zijn. De trots en vakmanschap zouden er vanaf moeten spatten.
Net zoals bij het whisky maken. Het lijkt me prachtig als de transparantie en de kwaliteit van kleding op het niveau van whisky komt, zodat ik over een aantal jaar een nieuwe trip kan maken. Met golfen en kledingfabrieken bekijken op het programma.