Doordat de strijd voor meer diversiteit zo sterk ideologisch gevoerd wordt raakt het vraagstuk uiterst gepolitiseerd en schiet het streven naar vaak haar doel voorbij
Diversiteit is vandaag de dag op veel plekken en organisaties het sleutelwoord. Diversiteit is belangrijk. Diversiteit dient gevierd te worden. De politiek dient diverser te worden. Het bedrijfsleven dient diverser te worden. De universiteit dient diverser te worden en ga zo maar door. Diversiteit wordt in dit kader veelal in enge zin opgevat. Het gaat dan vrijwel uitsluitend om het promoten van in de eerste plaats etnische diversiteit, gevolgd door geslacht en seksuele voorkeur. Veel andere aspecten van diversiteit tellen in het diversiteitsdebat amper mee.
Veelal is het promoten van en het streven naar diversiteit goed bedoeld. Wanneer je vanwege je achtergrond minder kansen krijgt is dit een probleem in een meritocratische samenleving, waar prestaties, en niet afkomst, dienen te bepalen of je een baan, huis of promotie wel of niet krijgt. Een ander pluspunt van het diversiteitsdenken is dat diversiteit in sommige gevallen ook wel degelijk kwaliteit kan betekenen. In een internationaal opererend land waarvan sommige delen ook erg etnisch divers zijn is het van belang dat de overheid en veel bedrijven dit ook zijn. Het maakt ze in staat effectiever of winstgevender te opereren. Diversiteit is vanuit dit perspectief dan ook zeker wenselijk.
Toch zijn er ook andere, minder wenselijke, effecten, die aan het diversiteitsdenken vastzitten, Een ervan is dat het streven naar diversiteit geregeld discriminatie in de hand werkt. Deze vorm van discriminatie wordt dan als ‘positieve discriminatie’ geframed, terwijl er toch weinig positiefs aan discriminatie op basis van geslacht of afkomst is.
Een ander negatief neveneffect van het diversiteitsdenken is dat het streven naar een overheid of bedrijfsleven dat een afspiegeling is van de samenleving geregeld doorslaag in wat ik in een eerder stuk voor Joop ‘ diversiteitsfundamentalisme ’ noemde. Doordat de strijd voor meer diversiteit zo sterk ideologisch gevoerd wordt raakt het vraagstuk uiterst gepolitiseerd en schiet het streven naar vaak haar doel voorbij.
Wanneer we het hebben over die politisering van het diversiteitsvraagstuk komen we bij een ander onwenselijk neveneffect. En dat is het gegeven dat de de toenemende focus in de politiek het publieke debat op diversiteit in de samenleving, en het hieraan gekoppelde idee dat verschillen gepromoot en gevierd moeten worden in plaats van dat er wordt gestreefd naar een overkoepelende identiteit die burgers in onze samenleving met verschillende achtergronden met elkaar kan verbinden. Door dit diversiteitsdenken wordt niet alleen het diversiteitsvraagstuk gepolitiseerd, maar ook de kwestie van etnische identiteiten. Er gaat een sterke collectivistisch idee vanuit, die groepen in de samenleving zich bewust maakt van hun identiteit, hun anders-zijn, en deze groepen tegenover elkaar plaatst. Hierdoor polariseert de samenleving steeds verder, en veranderen politieke verschillen steeds meer in etnische. De geschiedenis leert ons dat een dergelijke ontwikkeling over het algemeen een weinig goede afloop kent.
Uit onderzoek blijkt dat een diverse samenleving met uitdagingen en problemen geconfronteerd wordt die in een monoculturele samenleving niet of minder spelen. Monocultuur, zowel op samenleving- als op organisatieniveau, is dan ook veel beter te managen. Meer diversiteit is dan ook lang niet alleen positief. Toch is het zeker ook niet alleen iets negatiefs. Daarom is het dus belangrijk dat ook de positieve aspecten die diversiteit met zich meebrengt benadrukt worden, in plaats van dat er alleen op het negatieve wordt gehamerd. Tegelijkertijd is het van belang dat we als samenleving ervoor waken dat de klepel ook niet te ver de andere kant uit slaat. Dat we door ideologie gedreven de negatieve aspecten en effecten van diversiteit negeren, en verschil blijven vieren zonder dat we beseffen dat we naast verschil ook overeenkomsten moeten vieren willen we als samenleving goed blijven functioneren.
We dienen ons daarom bewust te zijn van het polariserende effect dat van het diversiteitsdenken uit kan gaan, de risico’s die aan het vieren van verschil vastzitten, en de negatieve effecten die van de door ideologie gedreven politisering van het diversiteitsvraagstuk uit gaan. We moeten hierbij ervoor waken dat politieke verschillen niet geleidelijk overgaan in etnisch. Dat collectivisme op den duur individualisme vervangt. En dat de samenleving steeds verder in een spiraal van polarisatie gevangen raakt waar we niet langer vat op hebben, en waarvan de effecten potentieel zeer schadelijk kunnen zijn.
In plaats daarvan dienen we op meer rationele, in plaats van ideologische, wijze het diversiteitsvraagstuk aan te vliegen. Nuance ten aanzien van diversiteit is van belang. De goede, en minder goede, aspecten ervan dienen benadrukt te worden. Het streven naar meer diversiteit dient niet vanuit ideologie, maar vanuit pragmatisme te gebeuren. En niet alleen verschillen, maar ook overeenkomsten dienen gevierd te worden. Het benadrukken van de zaken waarin we als burgers van deze samenleving van elkaar verschillen zou hand in hand moeten gaan met het benadrukken van al die zaken die we met elkaar delen. Op die manier kunnen we ervoor waken dat de negatieve effecten van het diversiteitsdenken steeds meer de overhand gaan krijgen, dat groepen individuen in de samenleving steeds meer tegenover elkaar komen te staan, en dat het streven naar meer diversiteit mensen verdeelt, in plaats van dat het ons met elkaar verbindt. Iets wat uiteindelijk ook het streven is van diegene die op dit moment het belang van diversiteit benadrukken.