Op 18 februari praat de Tweede Kamer over kindermishandeling en huiselijk geweld. Anke van Dijke en Karin Kloosterboer roepen de Kamer en ministeries op om juist in het oog van de coronastorm in actie te komen tegen huiselijk geweld.
Al voordat het virus in ons leven kwam, was geweld in afhankelijkheidsrelaties na verkeersongevallen de grootste niet-natuurlijke doodsoorzaak. En de aanleiding voor veel andere ellende. De pandemie zet huiselijke situaties op scherp. Dat weten we. De onmacht om er iets aan te doen is groot maar niet volledig. Dat weten we ook.
Er is hoop. Het Verwey-Jonker Instituut onderzoekt al jaren de effectiviteit van interventies bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Recent concludeerde het: 1) Hulp bij geweld tegen vrouwen en kinderen is complex en het vraagt een lange adem om geweld in een gezin duurzaam te stoppen. 2) Geweld moet écht stoppen; minder of een beetje geweld in een gezin is geen optie omdat stress, spanning, angst en trauma’s dan niet verminderen. 3) Specialistische en integrale hulp werkt daarbij het beste. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) constateerde eind 2020 in ‘Sociaal domein op koers?’ eveneens dat complexe problematiek specialistische hulp vereist.
Het kan dus wel, met de juiste aanpak. Helaas is de praktijk anders: 1) De meeste slachtoffers komen via de gemeente of meldingen bij Veilig Thuis terecht bij de wijk- en gebiedsteams of bij de eerstelijns zorg. 2) Die hulp is van korte duur en voldoet niet aan de criteria voor effectieve interventies. 3) Meestal wordt de hulp geboden door zorgaanbieders en professionals die niet gespecialiseerd zijn in geweld in afhankelijkheidsrelaties en traumabehandeling. Het SCP stelt vast dat specialistische hulp op lokaal niveau moeilijk te realiseren is, vijf jaar na de decentralisatie.
Het is op dit moment gebruikelijk om hulp ‘zo dicht mogelijk bij huis’ te laten uitvoeren door lokale hulpverleners. Deze hulp is generalistisch. In wijken en dorpen vind je geen gespecialiseerde geweldshulpverlening en traumabehandeling. Dat kan ook niet, net zomin als er overal brandwondencentra zijn.
Ook de versnippering en verkokering van de zorg staan adequate hulp bij huiselijk geweld in de weg, soms letterlijk. Als je steeds alleen een stukje ziet, los je het echte probleem niet op.
Gemeenten hebben vrijwel nooit de specifieke kennis in huis om een slachtoffer van geweld te herkennen en te helpen. Dat leidt ertoe dat veel kinderen en volwassenen stuiterend tussen kastjes en muren steeds verder van huis raken. En dat huiselijk geweld van generatie op generatie voortwoekert.
Gemeenten kampen met tekorten in de zorg en zijn daardoor terughoudend om duurdere, specialistische zorg in te zetten. Dat lijkt logisch maar op termijn leidt het tot hogere kosten doordat er jarenlang kortdurende (crisis)interventies worden ingezet en er vervolgens ander herstelwerk nodig is.
Er is geen eenvoudige oplossing voor deze kluwen van leed en halve maatregelen. Maar toch. Eén van de mogelijkheden is eigenlijk kinderlijk eenvoudig: eis niet langer het onmogelijke van de 347 gemeenten en bied zorg vanuit landelijke en regionale expertisecentra als het gaat om het stoppen van geweld en behandeling van trauma’s na (seksueel) geweld.
Afgaande op de verkiezingsprogramma’s willen alle partijen het verschil maken in de aanpak van geweld tegen volwassenen en kinderen. We dagen hen uit om dit juist tijdens deze pandemie en de verkiezingstijd concreet te maken, ook tijdens het debat op 18 februari.
We roepen de rijksoverheid op om haar stelselverantwoordelijkheid waar te maken en de VNG en gemeenten te helpen helpen. Dat kan heel goed door landelijke en regionale specialistische centra te faciliteren die echt iets kunnen doen aan geweld in afhankelijkheidsrelaties en die slachtoffers en daders kunnen helpen. Wacht niet, doe het nu.