Sinds het ministerie van Buitenlandse Zaken een paar maanden geleden aankondigde Feministisch Buitenlandbeleid te gaan voeren, is het nu aan parlementsleden en het maatschappelijk middenveld de uitvoering ervan te beoordelen. Marene Elgershuizen betoogt dat het interstatelijk perspectief nog ontbreekt en daardoor het beleid als geheel ondergraaft.
Feministisch Buitenlandbeleid is niet meer weg te denken uit de huidige internationale politiek. Landen als Canada, Duitsland, Libië, Frankrijk, Zweden en Mexico voeren het concept en we zien de grote belangstelling voor dit perspectief terug in diverse media-uitingen. De publieksfilm The Feminister (2018) liet zien hoe de Zweedse voormalig minister van Buitenlandse Zaken Margot Wallström het door haar geïnitieerde Feministisch Buitenlandbeleid (FBB) uitvoerde. Daarnaast is oorlogsverslaggeving completer geworden, doordat het gebruik van seksueel geweld als oorlogswapen meer aandacht krijgt dan in de jaren negentig.
Normen verschuiven, zo ook bij het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ). Toen minister Hoekstra bij de invulling van een politieke topfunctie de beoogde vrouw aan de kant schoof voor een man, ontving hij een petitie van ongeveer 600 ambtenaren als protest tegen het seksistische personeelsbeleid. Hoekstra noemde de actie van het personeel “stoer” en verklaarde in de pers een feminist te zijn. Op Hoekstra’s verklaring volgden al snel vragen vanuit de Eerste Kamer om een onderzoek naar de toegevoegde waarde van FBB. Een paar maanden later volgde de Kamerbrief waarin een Nederlands FBB werd aangekondigd.
Feminisme als beleidsinstrument
Feminisme als academische stroming analyseert en theoretiseert onze maatschappij. Als politieke stroming normeert en activeert het ons om de wereld gelijkwaardiger en rechtvaardiger te maken. We moeten daarvoor onze eigen machtspositie als rijk en welvarend land onder de loep willen nemen. In jargon heet deze methode “empathische reflectie”. Deze vorm van reflectie betekent dat we onszelf vragen moeten stellen over onze invloed op andere landen en bevolkingsgroepen, zowel in historisch als politiek opzicht. Het is belangrijk verantwoordelijkheid te nemen voor onze machtspositie om daadwerkelijk een sociale verandering in gang te zetten en beleidsinnovatie mogelijk te maken.
FBB is een waardenkader dat de ongelijkwaardige positie van vrouwen en LHBTI-personen wil uitbannen en duurzame vrede in de meest brede zin van het woord wil bewerkstelligen. De benadering is een kritiek op het huidige wereldsysteem en wil een verschuiving van de machtsbalans op alle niveaus te bereiken: individueel, institutioneel en interstatelijk.
Gendermainstreaming
Ten eerste worden gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid op individueel niveau bereikt door middel van gendermainstreaming. Jan Pronk lanceerde reeds in 1991 zijn Speerpuntprogramma Vrouwen en Ontwikkeling met als belangrijkste taak “de doordeseming van het reguliere ontwikkelingssamenwerkingsprogramma”. Genderanalyses zorgden sindsdien voor een degelijke voorbereiding van beleidsplannen. Het latere gendermainstreaming betekent dat in de volle breedte rekening gehouden wordt met de specifieke gevolgen van dat beleid voor vrouwen, meisjes en LHBT-personen.
“Add women and stir”
Ten tweede moeten instituties als ministeries intern gelijkwaardiger en inclusiever functioneren en moet beleidscoherentie bereikt worden door verschillende beleidsterreinen efficiënter op elkaar af te stemmen. Zo zagen we dat een onderzoek naar racisme binnen BZ openlijk werd besproken. Terecht merkten Kamerleden Tom van der Lee en Sylvana Simons daarbij op dat alleen wat vrouwen en mensen van kleur aan het diplomatenklasje toevoegen, tekortschiet. De werkcultuur verbetert niet en de mooie diversiteitscijfers kunnen een kromme legitimiteit geven aan een nog altijd falend systeem.
Inzake beleidscoherentie zien we dat over de miljarden euro’s die met hulp van Nederlands investeringsbeleid in ontwikkelingslanden worden verdiend, lokaal geen belastingen worden afgedragen. Geld dat nodig is voor de opbouw van zorg- en onderwijssectoren verdwijnt nu door belastingconstructies achter Nederlandse postbusfirma’s. Een succesvol FBB betekent daarom een coherente aanpak van het gehele systeem van buitenlandse betrekkingen, diplomatie, defensie, handelspolitiek, ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp.
Strategisch engagement
Het derde niveau betreft de onderlinge verhoudingen tussen landen, regio’s en statelijke instituties. Hernieuwde interesse in multilaterale samenwerkingsverbanden biedt daartoe een kans. Rijke landen behoren daarbinnen wederom te reflecteren op hun eigen machtspositie als statelijke actor en hun invloed op de positie van zwakkere spelers in plaats van blind te staren op het behartigen van “welgemeend eigenbelang”.
Zo spreekt de Europese Commissie sinds 2019 over nieuwe geopolitiek en strategische autonomie. Onze energievoorziening staat ondertussen onder druk door zowel klimaatproblematiek als oorlogsgeweld in Oekraïne. Maar FBB vraagt ook strategisch engagement of betrokkenheid, bijvoorbeeld met landen die meer energie nodig hebben voor hun economische ontwikkeling. Duurzame vrede en stabiliteit bereiken we niet, wanneer het rijke noorden wegloopt voor zijn verantwoordelijkheid mee te werken aan de emancipatie van het mondiale zuiden.
Ontbrekend perspectief
Het is juist dit derde perspectief dat volledig ontbreekt in de laatste Kamerbrief. Een interstatelijke visie ván de macht óp macht. Door de huidige Nederlandse weifelende opstelling staat de geloofwaardigheid van ons FBB meteen al onder druk. Zo laat de wet op Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen al een tijdje op zich wachten, terwijl de vorige minister Tom de Bruijn juist een aanjager was.
Nederland probeerde eerder nog op te treden als honest broker om onderhandelingen rondom oneerlijke handelsverdragen als de European Partnership Agreements vlot te trekken. Maar de aandacht dwaalde recenter af naar CETA, een verdrag van een rijke regio met een andere rijke regio. Gezien onze handelspositie is het voor Nederland van groot belang feministische reflectie toe te passen op dit soort verdragen. Zij zijn een middel waarmee rijke landen hun macro-economische macht kunnen consolideren of juist bewegen richting gelijkwaardigheid met ontwikkelingslanden.
Nieuwe kans
FBB is een voortschrijdende norm. Zelfs de Verenigde Staten en de NAVO tonen al enige tijd serieuze interesse. De ministers Hoekstra en Schreinemacher scoren daarom geen punten met hun weifelende positie. Willen we met overtuiging onder de vlag van Feministisch Buitenlandbeleid varen, dan zullen meer vragen gesteld moeten worden over de verregaande uitwerking van ons beleid op internationale machtsverhoudingen.
In maart bespreekt de Kamercommissie BHOS een dag na Internationale Vrouwendag het EU-Mercosur verdrag. Evenals bij de behandeling van IMVO ligt hier een gouden kans voor zowel minister Schreinemacher als de Tweede Kamerleden zich van hun beste systeemkritische kant te laten zien. Het is de vraag of het kabinet bereid is reflectie te tonen op de rol die ons land en ons continent kan spelen in het aanjagen van een nieuwe balans van de internationale economische machtsdynamiek. Verspeelt het kabinet die kans, dan is het Nederlandse FBB niets meer dan een wassen neus.
Marene Elgershuizen is kandidaat Eerste Kamerlid voor de PvdA.