Discriminatie is niet alleen een hardnekkig probleem op de arbeidsmarkt, maar ook in de aanloop daar naartoe. Mbo’ers met een ‘niet-Nederlands klinkende’ achternaam hebben grote moeite om een stageplek te vinden en moeten soms tot wel vier keer vaker solliciteren dan hun autochtone medestudenten. Minder dan de helft van de studenten met een niet-westerse achtergrond vindt in één keer een stageplek, terwijl hun witte medestudenten in bijna 70 procent van de gevallen meteen wordt aangenomen. Vooral meisjes met een hoofddoek en Marokkaans-Nederlandse jongeren worden vaak geweigerd. Bedrijven zouden hen zien als ‘risicovol’.
Minister Ingrid van Engelshoven die de nieuwe cijfers vandaag naar de Tweede Kamer stuurt noemt het ‘onaanvaardbaar’ dat Nederlandse bedrijven nog zo vaak discrimineren:
"Ik ben benieuwd of werkgevers beseffen wat ze aanrichten. Want je knakt een droom, je beschadigt bij mensen het gevoel dat er plaats voor ze is in de maatschappij én je ondermijnt het beeld van een rechtvaardige samenleving. Zeker gezien de huidige krapte op de arbeidsmarkt is het voor mij onbegrijpelijk dat werkgevers bepaalde groepen op voorhand geen kans bieden op een stage."
Het probleem wordt nog eens verergerd omdat scholen bij een afwijzing liever een ander bedrijf benaderen dan de discriminatie aan te kaarten. De minister wil daarom wil dat studenten en scholen discriminatie meteen melden bij het vorig jaar gelanceerde meldpunt stagediscriminatie, zodat direct ‘gerichte maatregelen’ kunnen worden genomen. Daarnaast hoopt ze het probleem te bestrijden met ‘algemene maatregelen’ als bedrijfsbezoeken waar studenten en bedrijven elkaar kunnen leren kennen, en trainingen voor werkgevers waarin zij leren sollicitanten te selecteren zonder vooroordelen.