Bij de bloedige conflicten in Israël/Gaza, Oekraïne en Nagorno-Karabach valt regelmatig de term ‘genocide.’ Genocide is een misdrijf dat door de Verenigde Naties in een verdrag nauwgezet is omschreven. Dat begrip moet niet lichtvaardig worden gehanteerd. Nederland en de EU zouden er verstandig aan doen om te beginnen met de erkenning van genocides die wetenschappelijk als zodanig vaststaan.
Recent mocht ik bij de 54e zitting van de VN-mensenrechtenraad in Genève pleiten voor internationale erkenning van de genocide die door het Pakistaanse leger werd gepleegd bij de onafhankelijkheid van Bangladesh. Die onafhankelijkheid, uitgeroepen op 26 maart 1971, volgde op 25 jaar uitbuiting en het onthouden van zelfbestuur van de oorspronkelijke bevolking. De afscheiding van Oost-Pakistan van het westelijke deel ging gepaard met genocide; circa 3 miljoen mensen werden vermoord, 300.000 vrouwen werden verkracht en tien miljoen mensen sloegen op de vlucht.
De misdrijven die het Pakistaanse leger bij de onafhankelijkheid van Bangladesh pleegde, sluiten aan bij de definitie die de VN vastlegde in de ‘Conventie ter preventie en bestraffing van genocide.’ Dit verdrag definieert genocide als ‘handelingen gepleegd met de intentie om een nationale, etnische, godsdienstige groep, of een groep van een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen.’ Niet alleen het vermoorden van de bevolking, ook de verkrachting van honderdduizenden vrouwen was erop gericht om de identiteit van de bevolking van Bangladesh te vernietigen.
Dat de onafhankelijkheid van Bangladesh met genocide gepaard ging, is wetenschappelijk niet omstreden. Vier gerenommeerde instituten komen tot die conclusie: Genocide Watch, het Lemkin Institute for Genocide Prevention en de International Coalition of Sites of Conscience deden dat eerder al. April dit jaar heeft ook de gezaghebbende International Association of Genocide Scholars die erkenning uitgesproken en de VN opgeroepen een resolutie aan te nemen die hetzelfde doet.
In mei dit jaar bezocht ik met een Europese delegatie Bangladesh om te spreken met organisaties en personen die zich sterk maken voor internationale erkenning van de Bangladesh genocide. Die delegatie sprak met nabestaanden van slachtoffers en getuigen, met onderzoekers van het International Crimes Tribunal, bezocht moordlocaties en bestudeerde getuigenverklaringen. Onze bevindingen en de oproep van de International Association of Genocide Scholars legden we voor een reactie voor aan de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Wopke Hoekstra.
In zijn reactie verwijst de minister naar het coalitieakkoord uit 2021. Daarin staat: “Nederland bekijkt samen met een representatief aantal gelijkgestemde EU lidstaten de erkenning van genocides en onder welke voorwaarden gezamenlijk tot erkenning van genocides kan worden overgegaan.” Daar wordt aan toegevoegd dat “uitspraken van internationale gerechts- of strafhoven, wetenschappelijk onderzoek en/of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad hierbij zwaarwegend zijn.” Wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot de genocide in Bangladesh is ruimschoots beschikbaar. Daarom dring ik samen met European Bangladesh Forum (EBF) bij de Tweede Kamer en het kabinet aan op het zetten van stappen om te komen tot internationale erkenning van die genocide.
Nederland zou niet het eerste westerse land zijn dat politieke aandacht besteedt aan de genocide van Bangladesh. In oktober vorig jaar diende de Amerikaanse congresleden Steve Chabot (Republikein) en Ro Khanna (Democraat) een voorstel in voor erkenning van de Bangladesh genocide. In februari van dit jaar gingen in het Britse parlement stemmen op om te komen tot erkenning. Beide landen speelden natuurlijk een belangrijke rol in de ontwikkelingen in de regio. Amerika ten tijde van de Koude Oorlog als belangrijke steunpilaar van Pakistan en het Verenigd Koninkrijk als voormalige kolonisator in de regio.
Minder bekend is de vroege betrokkenheid van Nederland bij het lot van de Bengalezen. Zo was ons land op 11 februari 1972 een van de eerste landen die overgingen tot erkenning van de onafhankelijkheid van Bangladesh. Ook heeft Nederland in de periode na de onafhankelijkheidsoorlog een onbekend aantal ‘oorlogsbaby’s’ via adoptie naar Nederland laten komen. Deze baby’s kwamen voort uit uit de verkrachtingspolitiek van het Pakistaanse leger. Interlandelijke adoptie zou sociale uitsluiting van de oorlogsbabies moeten voorkomen. Om adoptie ook in later jaren mogelijk te maken werd de werkelijke leeftijd van deze kinderen vaak verzwegen. Dit feit wordt geconstateerd in het rapport van de Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie van februari 2021.
De genocide van 1971 in Bangladesh wordt ook wel de ‘vergeten genocide’ genoemd. Bij de VN-Mensenrechtenraad bleek dat die genocide geenszins is vergeten en dat verschillende landen serieus willen kijken naar erkenning van die genocide. Nabestaanden en organisaties in de diaspora van Bengalezen zullen ook niet toestaan dat de genocide op hun familieleden wordt vergeten. Nederland kan in de Europese Unie een belangrijke rol spelen in het proces dat uiteindelijk zal moeten leiden tot internationale erkenning van de genocide in Bangladesh. Door samenwerking met de VS en het Verenigd Koninkrijk kunnen de eerste stappen op de weg naar erkenning worden gezet.