Als niet Dick Schoof maar ikzelf door de Koning tot minister-president was beëdigd, had u gisteravond rond etenstijd de volgende videoboodschap mogen verwachten:
“Beste Nederlander,
Het is ongebruikelijk dat een Nederlandse minister-president onmiddellijk na zijn ambtsaanvaarding de bevolking toespreekt. Gezien de toestand waarin Nederland verkeert, meen ik echter het woord rechtstreeks tot u te moeten richten. Daarnaast is het ongewoon dat een Nederlandse premier negatief over het werk van zijn voorganger spreekt. Ook hier breekt nood wet.
Gedurende de afgelopen veertien jaar gleed ons land in sociaal opzicht af. Natuurlijk is het nog steeds geen wetteloze jungle, de meesten van ons hebben te eten en een dak boven het hoofd. Langdurige afwezigheid van moreel leiderschap heeft echter de manier waarop mensen zich tot elkaar verhouden op ons smalle strookje grond aan de Noordzee aangetast.
Sociaal gesproken zijn we ‘uit vorm’, u kunt het vergelijken met een voetbalelftal waarin de individuele spelers geen bal fatsoenlijk naar elkaar kunnen schieten. Dit moet beter, beste Nederlander, we zullen allemaal ons steentje moeten bijdragen door iets te veranderen aan de manier waarop we met onszelf en met elkaar omgaan.
Wij zijn namelijk geen voetbalelftal dat zich bij degradatie naar een lagere klasse het seizoen erop kan revancheren. In plaats daarvan zijn wij een piepklein land in een wereld waarin het steeds meer om brute machtspolitiek draait. Om de confrontatie daarmee aan te kunnen, dienen onze onderlinge verhoudingen tiptop in orde te zijn. U krijgt daarom huiswerk van mij mee, beste Nederlander.
Denk de komende week eens na over de vraag of u een groot ego heeft. Stel uzelf de vraag: hoe belangrijk heb ik status en mooie spullen in mijn hoofd gemaakt? Volgende week rond etenstijd spreken wij elkaar weer, dan geef ik u een nieuwe opdracht. Ik verheug mij op onze samenwerking en wens u, waar u zich ook bevindt en hoe uw persoonlijke omstandigheden ook zijn, een mooie avond.
Zo waarlijk helpe ons God almachtig.”