Je ziet het geregeld in het straatbeeld: kleine(re) honden die zich ten opzichte van grote(re) honden lijken te moeten bewijzen door zichzelf te overschreeuwen. Daardoor geven ze het signaal af dat ze niet van plan zijn onder te doen voor hun grotere soortgenoot en er wel degelijk rekening met ze moet worden gehouden. Dit soort imponeergedrag leidt meestal tot een hoop kabaal, onrust tussen de betrokken viervoeters en ongemak bij de baasjes.
Ons land lijkt bij vlagen ook last te hebben van dit zogenaamde kleine-honden-syndroom, waarbij uitgaan van de underdogpositie geen optie lijkt te zijn. Dat kan zich uiten door bijvoorbeeld op sportief gebied niet onder te doen voor de prestaties van gerenommeerde sporters uit de grote landen. Nederlandse sporters hebben in de loop der jaren wereldwijd erkende topprestaties weten te leveren in de diverse sportdisciplines op individueel en teamniveau. Met de komende Olympische Spelen in het vooruitzicht zal de wens om de aansluiting in de top van het klassement te handhaven niet minder groot zijn geworden.
Nederland heeft daarnaast ook op cultureel gebied een naam hoog te houden. Denk hierbij aan internationaal bekende namen van onder andere beeldende kunstenaars, schrijvers, architecten en acteurs die de kunstsector rijk is en die de Nederlandse kunsteer verdedigen. Echter, de kunstsector ervaart steeds meer tegenslag en tegenwerking. Was het bijvoorbeeld niet oud-staatssecretaris Halbe Zijlstra, die in 2011 naar grootse erkenning verlangde door rigoureuze bezuinigingen in de cultuursector door te voeren? ‘De afwegingen die gemaakt zijn bij de bezuinigingen zijn desastreus voor een gezonde ontwikkeling van de cultuur. Want wanneer men onkunde als winst beschouwt, verarmt een beschaving’, sprak destijds de internationaal beroemde kunstenares Marlene Dumas over de voorgestelde plannen om de culturele sector uit te hollen en plat te walsen.
Later volgde de coronapandemie. De wereld kroop in zijn schulp en er volgde enkele jaren een noodzakelijk opgelegd gevoel van introspectie. Ook hier vielen klappen voor de culturele sector, met als verbindende thema’s: hoe houden we het hoofd boven water en is er nog perspectief? Er kwamen toegiften in de vorm van subsidieregelingen en kunstmatige tegemoetkomingen om hoop te houden en het werk te kunnen continueren. Dit neigde naar willekeur en het scheve beleid zorgde daarbij geregeld voor onrust. De flexibele creativiteit van de getroffen culturele instanties en zzp’ers die, veelal noodgedwongen, gezamenlijk aangepaste manieren vonden voor het vervaardigen en onder de aandacht brengen van nieuwe kunst(vormen), verbroederde en is prijzenswaardig te noemen.
Het volgende doemscenario diende zich al snel daarna aan. De huidige formerende politieke partijen zijn namelijk voornemens om de belasting op alles wat van culturele meerwaarde is - denk bijvoorbeeld aan boeken, kranten, musea, concerten, theater - te verhogen van 9 naar 21 procent. Dit betekent dat onze politieke leiders wederom het nut en de urgentie van kunst en cultuur in brede zin weten te devalueren tot een grootschalige hobby die te veel geld kost in plaats van dat het iets oplevert. Het kleine-honden-syndroom komt beschamend tot uiting, doordat Nederland zichzelf naar de tweede plaats lanceert op de lijst van Europese landen met het hoogste btw-tarief op cultuur.
De boekenbranche nam hierdoor op 22 mei meteen het initiatief om een petitie te starten tegen het plan van de exorbitante btw-stijging. Op het moment van schrijven staat de teller op bijna 300.000 mensen die de petitie ondertekenden. Het toont aan dat het belang van mogen genieten van kunst, in woord, beeld en nog zoveel meer, breed gedragen wordt en dat deze btw-verhoging zal leiden tot verschraling van het aanbod, verarming van de beleving en vergroting van de kansenongelijkheid. En dat maakt het in de ogen van velen niet alleen tot een onverteerbaar, maar tevens ook een hondsbrutaal besluit.