De veestapel moet kleiner, met betere prijzen en perspectief voor boeren
Onlangs bleek uit een nieuw rapport van het WWF dat Nederland nog steeds een flinke vinger in de pap heeft bij de wereldwijde ontbossing. Dit komt doordat Nederland een van de grootste importeurs van soja is in Europa, en zelfs de grootste van palmolie. Tot zover het slechte nieuws. Het goede nieuws is dat onze grote rol als importeur van deze producten maakt dat Nederland deze positie ook kan inzetten om bij te dragen aan een oplossing. Wij hebben een aantal suggesties hoe Nederland het tij kan keren.
Ten eerste kan Nederland stoppen met het meewerken aan de aanleg van infrastructuur die het vervoer van aan ontbossing gelinkte producten vergemakkelijkt. Nederlandse ambassades geven maar al te graag hoog op over de kennis van onze bedrijven die bij deze projecten wel een handje kunnen helpen om zo opdrachten voor de Nederlandse bedrijven binnen te slepen. Dit gebeurde bijvoorbeeld bij de plannen voor de Braziliaanse sojacorridor : een mega-infrastructuurproject om soja uit het binnenland snel naar de zeehavens te kunnen vervoeren, waarvandaan deze soja voor een deel koers zet naar Nederland en andere Europese landen.
In plaats daarvan zou Nederland onze innovatieve kennis op het gebied van duurzame landbouw- en voedselsystemen kunnen promoten – de Wageningen Universiteit geniet op dit gebied hoog internationaal aanzien – zodat deze landen in plaats van onze koeien, kippen en varkens, hun eigen bevolking van gezond, duurzaam, lokaal verbouwd voedsel kunnen voorzien.
Ten tweede is het tijd voor bindende wetgeving om milieu- en mensenrechtenstandaarden na te leven in productketens. Voor de productie van onder andere soja en palmolie worden namelijk niet alleen ecosystemen vernietigd, maar ook worden lokale boeren en inheemse gemeenschappen van hun land verdreven.
Nederland zet tot zover liever in op vrijwillige convenanten met het bedrijfsleven, die echter tot nu toe niet of nauwelijks voor verbetering zorgen, en verwijst voor bindende regels altijd naar de EU.
De Europese Commissie werkt momenteel aan wetsvoorstellen om “imported deforestation” – ontbossing veroorzaakt door producten die wij importeren – wereldwijd tegen te gaan. Juist Nederland kan, als grote importeur, in Europa een voortrekkersrol spelen, in plaats van af te wachten. Door nu in de Tweede Kamer het wetsvoorstel inzake ketenverantwoordelijkheid aan te nemen kan Nederland alvast het goede voorbeeld geven en zich ook in Europa geloofwaardig hard maken voor echt stevige wetgeving.
Daarnaast is dit rapport van het WWF de zoveelste wake-up-call dat er ook binnen de agrarische sector in Nederland dringend wat moet veranderen. De veestapel moet kleiner, met betere prijzen en perspectief voor boeren, waarmee we zowel onze internationale voetafdruk, de inkomenspositie van boeren, als ons binnenlandse stikstofprobleem aanpakken. De voedselproductie moet duurzamer, en de inspanningen van demissionair minister Schouten voor een circulaire en natuurinclusieve landbouw verdienen nu eindelijk brede steun. Het tegenargument dat wij als Nederland de wereld voeden met onze efficiënte voedselproductie is daarbij een drogreden, want tegelijk voedt de wereld de Nederlandse veestapel.
Laten we zorgen dat de wereld zichzelf kan voeden op een manier die onze aarde, het klimaat en de leefomgeving van miljarden mensen beschermt. We hoeven hierbij niet bang te zijn internationaal niet meer mee te doen. Met deze concrete acties kan een nieuw kabinet de wereld laten zien dat ze daadwerkelijk een vernieuwende internationale speler is in de agrarische sector en daarnaast serieus werk maakt van de internationale klimaatafspraken.