Toen Frits Veerman de Nederlandse overheid meldde waar Abdul Khan mee bezig was is hem op bijzonder harde wijze de mond gesnoerd
De Nederlandse regering weigerde in te grijpen toen de Pakistaanse atoomspion Abdul Quadir Khan in ons land nucleaire informatie kwam stelen. Sterker nog: ministers lieten deze spion bewust zijn gang gaan bij Urenco in Almelo, gespecialiseerd in het verrijken van uranium. Mede op basis van de informatie die Khan verzamelde over ultra centrifuge kon Pakistan een atoombom ontwikkelen. Kennis die volgens diezelfde Khan daarna is doorverkocht aan onder meer Libië en Iran – zelfs aan Noord-Korea. Landen waar ook toen al extremisten aan de macht waren, met een diepe haat tegen het Westen. Landen die ook bereid zullen zijn om deze atoominformatie verder te verspreiden, naar wie weet wat voor jihadistische strijdgroepen.
Het is veertig jaar geleden dat Frits Veerman, toenmalig medewerker van Abdul Khan, de spionage door zijn Pakistaanse collega bekendmaakte bij de toenmalige geheime dienst BVD. Die was echter al op de hoogte van de activiteiten van Khan, maar had van de Amerikaanse CIA het verzoek gekregen om vooral niet in te grijpen. Dat verklaarde oud-premier Ruud Lubbers in 2005 in het VPRO-programma Argos, dat door de jaren heen veelvuldig aandacht vroeg voor deze kwestie. Niet de Pakistaanse atoomspion, maar de Nederlandse klokkenluider kwam onder vuur te liggen. Frits Veerman, verbonden aan het technisch adviesbureau FDO (VMF-Stork) in Amsterdam, kwam in de Bijlmerbajes terecht, waar hij drie dagen lang werd ondervraagd: ‘Iedereen verklaarde mij voor gek. Ik voelde me machteloos, nietig.’ Veerman wilde bewijs overleggen: ‘Maar ik moest die brieven verbranden. Ik moest mijn mond dichthouden.’
In de gevangenis werd Frits Veerman door zo’n tien mensen dagenlang ondervraagd, medewerkers van onder meer de rijksrecherche en de geheime dienst. Daar in de Bijlmerbajes vertelde Veerman over de spionage door Abdul Khan, die de vader van de ‘islamitische atoombom’ zou worden. Maar de ondervragers waren niet geïnteresseerd in de spionage door Abdul Khan, maar wel boos op Veerman: waarom had hij zijn collega verlinkt? Frits werd verteld dat zijn optreden grote gevolgen had voor het aanzien van Nederland en ook grote gevolgen zou hebben voor hem persoonlijk. Veerman was verbaasd, maar vooral bang. Hij vroeg waarom hij zijn baan kwijt was en waarom hij in de gevangenis zat. Toen werd hem verteld dat het allemaal zijn eigen schuld was, dat hij zich niet met de spionage had moeten bemoeien, dat hij beter zijn mond had kunnen houden. Als hij dat niet begreep, was hij wel erg dom. Frits stond op en liep naar de deur, maar die was op slot.
Abdul Khan kon zijn gang gaan Frits Veerman verbaasde zich hoe slordig bij Urenco werd omgegaan met materiaal van grote militaire waarde. Geheime kennis en tekeningen die in speciale kasten moesten worden opgeborgen vond hij gewoon bij Abdul Khan thuis, waar diens Zuid-Afrikaanse vrouw de stukken vertaalde. Bovendien nam Khan materialen mee die nooit meer terugkwamen. Over de telefoon sprak Khan met voor Veerman onbekende personen over zijn werk. Bovendien kreeg Veerman het aanbod om naar Pakistan te vliegen om daar met mensen te spreken, zoals andere deskundigen eerder hadden gedaan. Veerman meldde de spionage tot driemaal toe bij de leiding van het bedrijf waarvoor hij werkte, maar daarvan hoorde hij niets meer terug. Totdat hij het telefoontje kreeg om zich te melden in de Bijlmerbajes, in een opzichtige poging om de klokkenluider het zwijgen op te leggen.
Het lijkt erop dat Urenco in Almelo niet de eerste plek was waar atoomspion Abdul Khan zijn gang kon gaan. Lang voordat Frits Veerman in 1976 de spionage van Khan bij Urenco had gemeld moet deze ook elders zijn slag hebben geslagen. Zoals bij toenmalige vliegtuigfabriek Fokker, waar Khan mogelijk vrije toegang had tot vertrouwelijke militaire informatie. Ook hier zou hij kennis en materiaal achterover hebben gedrukt en naar Pakistan hebben gestuurd. Zowel bij Fokker als bij Urenco was Abdul Khan zonder problemen door de screening gekomen. De melding van Veerman van de atoomspionage door Khan was voor de geheime dienst (BVD) bepaald geen nieuws, omdat de CIA – als gezegd – had verzocht om niet in te grijpen en Khan zijn gang te laten gaan. Dat kon hij in alle rust doen, tot in de jaren negentig heeft hij in ons land kennis kunnen vergaren.
Al in 1979 is de zaak alsnog aan het licht gekomen, toen de Duitse tv-zender ZDF onthulde dat Abdul Khan bij Urenco (een bedrijf van Nederland, Groot-Brittannië en Duitsland) op zoek was naar vitale informatie voor een atoombom. Door deze onthulling werd Nederland gedwongen om een strafrechtelijk onderzoek te doen en werd Khan in 1983 veroordeeld tot vier jaar cel. Een uitspraak die in hoger beroep echter ongedaan werd gemaakt, nadat bleek dat in het proces een opzichtige vormfout was gemaakt. Het proces werd opmerkelijk genoeg niet opnieuw gedaan, wat toch voor de hand had gelegen, en Abdul Khan kon opnieuw zijn gang gaan. De Nederlandse regering stond ook toe dat Nederland bedrijven speciaal materiaal konden leveren aan Pakistan, zoals Philips, Stork en Van Doorne’s Transmissie, dat zelfs buizen leverde voor ultra centrifuge. Dat liep grotendeels via de Nederlandse handelaar Henk Slebos.
Genoegdoening voor Frits Veerman ‘Ik heb dit altijd als een zware last met me meegedragen’, zei oud-minister Ed van Thijn in 2011 in de Volkskrant. ‘Het zou toch een niet te dragen gedachte zijn dat Nederland inderdaad aan de basis heeft gestaan van de proliferatie van nucleaire wapens aan de wereld tot aan de meest bedenkelijke landen aan toe. Dat is nogal een historische ballast.’ Het is raden waarom de Verenigde Staten onze medewerking vroegen aan zo’n enorm spionageschandaal. Mogelijk omdat India een atoombom had – en daarbij hulp had gekregen van de Russen – moesten wij nu het politiek onrustige en radicaal islamitische Pakistan aan een atoombom helpen. Met kennis die dat land vervolgens heeft gedeeld met andere gevaarlijke landen.
Toen Frits Veerman de Nederlandse overheid meldde waar Abdul Khan mee bezig was is hem op bijzonder harde wijze de mond gesnoerd. Dit heeft gevolgen gehad voor zijn persoonlijk leven. Veerman is zijn werk als onderzoeker kwijtgeraakt en heeft zijn vak nooit meer kunnen uitoefenen. De controversen rondom zijn persoon leidden er ook toe dat sommige vrienden en dorpsgenoten toch anders gingen kijken. Geheime diensten kwamen bij hem op bezoek en hielden hem in de gaten. In het buitenland werd hij regelmatig opgepakt en ondervraagd. Een leven vol onzekerheid en stress, hard trainen op zijn racefiets heeft ervoor gezorgd dat zijn hoofd helder en zijn lichaam gezond bleven. In 1998 voerde Pakistan de eerste test uit met een atoomwapen en sindsdien is dit radicaal islamitische land een kernmacht geworden, die op voet van koude oorlog leeft met buurland India, dat ook een gevaarlijke kernmacht is.
Nederland heeft het non-proliferatieverdrag ondertekend, dat verspreiding van atoomwapens moet voorkomen. Het optreden van Abdul Khan in ons land geeft voldoende redenen voor onderzoek. Eerst een onderzoek naar de wijze waarop Frits Veerman sinds zijn melding veertig jaar geleden is behandeld en hoe voor deze klokkenluider genoegdoening mogelijk is, dat is een mooie taak voor het nieuwe Huis voor klokkenluiders, dat op mijn initiatief is opgericht. Maar ook een inhoudelijk onderzoek, dat is een mooie opdracht voor de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD). Dat onderzoek moet ook duidelijk maken welke verzoeken er vanuit Amerika zijn geweest om Abdul Khan te beschermen en welke Nederlandse politici hebben besloten om deze atoomspion zijn gang te laten gaan. De belangrijkste financier van het Pakistaanse atoomprogramma – en ook de sponsor van het technologisch instituut van Abdul Khan – is Agha Hasan Abedi, wiens BCCI bank jarenlang een dubieuze rol speelde in de wapenindustrie. De bankier Agha Abedi was op zijn beurt een bijzonder goede zakenvriend van prins Bernhard. Ik denk dat we in het onderzoek naar dit spionageschandaal de mogelijke rol van prins Bernhard zeker niet mogen vergeten.
Dit is een hoofdstuk uit ‘De Tweede Kamer is geen talkshow’, het nieuwe boek van Ronald van Raak, dat woensdag is verschenen.