Ondanks dat ik nattigheid begin te voelen (niet van het goede soort) wint mijn nieuwsgierigheid: ‘Waar gaat het boek over?’
Onderweg naar kantoor besluit ik alvast brood voor de lunch te halen. Terwijl ik mijn fiets parkeer voor de bakker komt een bekende aan lopen. Het is een journalist op leeftijd die zich een aantal jaren geleden trachtte tegen mijn carrière aan te bemoeien. Na een professioneel conflict bekoelde de relatie, maar op zijn schriftelijk verzoek elkaar in het openbaar civiel te bejegenen, zeggen we elkaar vriendelijk gedag en maken we zo nu en dan een praatje. Rotterdam is op vele fronten niets meer dan een boerendorp, dit soort omgangsvormen maken het sociale leven beduidend eenvoudiger.
In die hoedanigheid groet ik hem en vraag, nietsvermoedend: ‘Hoe gaat het?’ ‘Ik heb je zojuist in mijn boek beschreven.’
Niet het antwoord dat ik had verwacht. Mijn eerste vermoeden is dat ons verjaarde conflict wellicht tot venijnige inspiratie heeft geleid, dus ik zeg glimlachend: ‘Niets dan goede dingen hoop ik?’
Hij vertelt dat de kans dat ik het zal lezen klein is, want hij zal het boek uitbrengen in Duitsland. Hij twijfelt nog of mijn karakter daadwerkelijk ‘Tara’ zal heten. Ondanks dat ik nattigheid begin te voelen (niet van het goede soort) wint mijn nieuwsgierigheid. ‘Waar gaat het boek over?’
Het blijkt een verhaal over een man op leeftijd te zijn. (‘Dat is natuurlijk autobiografisch, ha ha.’) Het heerschap voelt zich overbodig (‘Daar gaat het over! Overbodigheid!’). Omdat hij nog een keer wil genieten van het leven verzint hij een tuin der lusten. Een plek waar alles mogelijk is op het gebied van vriendschap, liefde en seks. (‘Normaal gaan dat soort dingen altijd over geld of over het internet, maar dat gaat uiteindelijk ook over geld.’) Dan betreedt een journalist het verhaal, entree Tara. De journalist is lid geworden van de vereniging (het blijken volkstuinen te zijn?) en benadert de overbodige man. Die heeft al snel door wat voor vlees hij in de kuip heeft, geheel toevallig heeft hij zelf ook een verleden in de journalistiek.
Ik zeg tegen mezelf dat het tijd is om het verhaal af te kappen. Toch wil ik weten waar dit heen gaat. Ondanks dat iedereen dat al van mijlenver ziet aankomen. Curiosity killed the cat.
De overbodige man en de journalist komen na een levendige discussie over journalistiek tot een overeenkomst. Zij krijgt de primeur over zijn tuin en begint prompt avances te maken. De overbodige man twijfelt of hij wel of geen seks met de journaliste zal hebben (‘Het is tenslotte een man, ha ha’).
Ik zeg ‘succes met het verhaal!’, draai me om en loop de bakker binnen. Wat doe je als je zojuist bent aangerand in een narratief? Gewoon een kilo zuurdesembrood bestellen, dungesneden in papier. Deze oude, overbodige man, is dol op provocatie, dus ik gun hem geen enkele emotie.
Maar wat te doen met dat beduimelde gevoel? Hier een hoogdravend #metoo-relaas van maken en de toch al overbodige man publiekelijk aan de paal nagelen? Nee. Ik doe wat een schrijver doet. Ik schrijf het op en daarmee is de kous af. Nu het hier zo staat, in 500 woorden op een wit papier, kan ik er meteen al om lachen. Narratieve aanranding. Als dat geen primeur is.