Millenniumdoel nummer zes gaat over ernstige, wereldwijde infectieziektes. Door de formulering wordt de aandacht vooral gevestigd op twee ziektes: HIV/AIDS en malaria
Als je in Afrika wordt opgenomen in een ziekenhuis, dan kun je blij zijn dat je AIDS hebt. Je krijgt dan namelijk, anders dan bij andere nare ziekten, je medicijnen en je eten gratis. Dit is het gevolg van de vele zogenaamde ‘verticale fondsen’, die zich uitsluitend met één onderwerp – in dit geval AIDS – bezighouden en het bredere plaatje uit het oog verliezen. Ook wat betreft de Millenniumdoelen hoor ik regelmatig de klacht dat ze deze vernauwende werking hebben op de ontwikkelingshulp. Als we kijken naar de gezondheidszorg, dan blijken de problemen dichter bij huis te komen dan je zou denken.
Millenniumdoel nummer zes gaat over ernstige, wereldwijde infectieziektes. Door de formulering wordt de aandacht vooral gevestigd op twee ziektes: HIV/AIDS en malaria. Zo kon het gebeuren dat Tanzania opeens werd overspoeld met muskietennetten, waardoor het bestaande distributiesysteem werd lamgelegd. Het gevaar bestaat bovendien dat men gaat denken dat zodra op deze twee ziektes de doelen gehaald zijn – wat in feite niet meer inhoudt dan dat een begin moet zijn gemaakt met de terugdringing ervan – het allemaal wel goed zit met de gezondheid in de wereld. Dit terwijl de doelen al vanaf hun opstelling begin deze eeuw bedoeld waren een signaleringsfunctie te hebben. “Een puntje van de ijsberg dat uit de zee steekt”, zoals diplomaat Karel van Kesteren het noemde in het tijdschrift IS. Ontwikkeling moet dus verder gaan dan alleen het verdoezelen van deze signalen.
Welke grote wereldgezondheidsproblemen hangen er dan nog aan de onderkant van die ijsberg? Mijn gedachten gaan meteen uit naar de opkomende dreiging van antibioticaresistentie. Het is grotendeels aan de komst van antibiotica en vaccins te danken dat de gezondheidszorg de afgelopen eeuw zo’n grote vlucht genomen heeft. In landen waar de gezondheidszorg niet goed toegankelijk is, heersen nog altijd ziektes als lepra en cholera.
Ikzelf ben opgegroeid met een schijnbaar gevoel van veiligheid: ik kende de ziektes uit het verleden alleen nog als scheldwoord en dacht dat de strijd tussen mens en microbe in Nederland grotendeels gestreden was. Maar de evolutie doet intussen zijn werk en bacteriën worden steeds vaker ongevoelig voor antibiotica. Relatief onschuldige infecties kunnen dan opeens dodelijk worden.
Een angstwekkend voorbeeld is MRSA. Dit is de resistente variant van Staphylococcus aureus, een bacterie die heel veel mensen in hun neus en op hun huid dragen en die normaal niet veel kwaad doet. Gevaarlijk wordt het echter bij mensen die voor operatie in het ziekenhuis liggen of om andere reden verzwakt zijn. Als toegediende antibiotica niet aanslaan, kan de bacterie gemeen hard toeslaan met soms dodelijke infecties. In de Verenigde Staten sterven inmiddels al meer mensen aan MRSA dan aan AIDS.
Dit proces is moeilijk te stoppen en de enige oplossing is om voortdurend op zoek te gaan naar nieuwe antibiotica. Wel wordt het tempo waarin resistentie ontstaat ernstig versneld door onverantwoord antibioticagebruik. In ontwikkelingslanden en ook in het zuiden van Europa zijn antibiotica vaak zonder recept verkrijgbaar en worden ze voor allerlei kwaaltjes gebruikt, ook als ze daarvoor helemaal niet bedoeld zijn. Bij virussen (denk aan verkoudheid, griep) werken antibiotica sowieso niet. In Nederland gaan artsen hier in het algemeen wat verantwoorder mee om, maar hier hebben we weer het probleem van de intensieve veehouderij.
De dieren zitten daar in zulke grote aantallen, in onhygiënische omstandigheden zo dicht op elkaar gepakt dat het een waar paradijs is voor ziektekiemen. De boer drukt epidemieën dus de kop in door preventief antibiotica te mengen door het voer. Ook kunnen antibiotica worden gegeven omdat de dieren er sneller van gaan groeien. Gebruik van antibiotica als groeibevorderaar is verboden, maar sinds de ingang van het verbod nam het medicinaal gebruik opeens een heel stuk toe. Ra ra hoe kan dat?
Inmiddels komt antibioticumresistentie zeer veel voor op boerderijen. Een kwart van het kippenvlees in de supermarkt draagt de MRSA-bacterie. De helft van de varkens heeft het. Het is zelfs zo ver gekomen dat varkensboeren en hun gezin standaard in quarantaine moeten wanneer ze naar het ziekenhuis gaan.
Om kort te zijn: wilden we met de Millenniumdoelstellingen eigenlijk de verspreiding van infectieziekten een halt toeroepen, inmiddels werken we er hard aan om wat lang werd gezien als eenvoudig beheersbare ziekten weer onbeheersbaar te maken. Een longontsteking kan dan weer dodelijk zijn. En het kan nog erger: we ‘maken’ nieuwe ziektes bij. Gekke koeienziekte, H5N1 en varkensgriep waren er nooit geweest als dieren niet op zo’n intensieve manier werden gehouden.
Het moge duidelijk zijn wat ons te doen staat. Willen we infectieziekten uitroeien, dan zal het antibioticumgebruik overal in de wereld aan strenge regels moeten voldoen, zowel voor mensen als voor dieren. En in een gezonde wereld is zeker geen plaats voor een verziekte vee-industrie.