Nederland was altijd bekend vanwege de openheid en tolerantie, maar de laatste jaren lijken we te zijn verworden tot een land van haat, nijd en jaloezie. Een aanzienlijk deel van de witte Nederlanders voelt zich aangesproken door het “minder, minder” van Wilders, maar wat hebben we gekregen? Meer polarisatie, meer wantrouwen, meer tweespalt, meer racisme etc… .
Ons moeder zei: “wie haat zaait, zal storm oogsten”. We hebben het deze tijd weer kunnen zien in Amsterdam waar verschillende groepen elkaar naar het leven staan. Ik heb bewondering voor burgemeester Halsema, die in de storm van haat en onenigheid het hoofd koel houdt en haar verantwoordelijkheid neemt. Ze roept alle rellende mensen, zonder onderscheid te maken naar ras, herkomst of religie tot de orde en gaat pal voor haar handhavers staan, terwijl premier Schoof wegduikt en ruimte biedt aan de verspreiders van haat.
Natuurlijk moeten joodse mensen vrij en veilig over straat kunnen gaan, en Nederland heeft zeker nog een ereschuld vanwege het grote aantal deportaties vanuit ons land in de Tweede Wereldoorlog. Maar het recht op vrij en veilig kunnen bewegen en vrijheid van meningsuiting geldt voor iedereen in ons land. Ras, seksuele geaardheid, religie of land van herkomst doen er niet toe. Zolang de wet niet wordt overtreden kan iedereen zich kenbaar maken, gaan en staan waar men wil, doen wat men wil en de eigen mening kenbaar maken, Geert Wilders is daar volgens eigen zeggen het grote voorbeeld van.
Dat betekent wel dat rellende jongeren of hooligans zich volgens fatsoensnormen moeten gedragen. Om rellers en hooligans te beteugelen volstaat niet alleen een repressieve aanpak, maar hier ligt een pedagogische taak voor overheden en maatschappelijke organisaties. Die taak is de laatste tijd verwaarloosd, onder meer door allerlei bezuinigingen, marktwerking, politieke ophitsingen en een terugtredende overheid, waardoor opvoeders in de kou staan.
De huidige tijdgeest maakt mede dat het individu heilig is en alle ruimte krijgt, en geneigd is om weinig rekening te houden met anderen. Velen vinden de inbreng van anderen maar lastig, tenzij die ander een goede voorbeeldfunctie heeft en aansluiting vindt bij de leefwereld van jongeren. Ook de eerste opvoeders, de ouders mogen zich de zelfgerichtheid van een deel van de jeugd aanrekenen. Ons kind doet zoiets niet.
Bij de Amsterdamse rellen speelt er nog iets anders, namelijk het niet te stoppen geweld van Hamas en Hezbollah aan de ene kant en Israël aan de andere kant. Dat roept emoties op bij verschillende bevolkingsgroepen, die vinden dat ze partij moeten kiezen. De beelden van honger, geweld, vernietiging en burgerslachtoffers roepen aan beide kanten angst, afkeer, boosheid en rancune op. In deze draaikolk van emoties is het voor bestuurders zaak om zich niet te laten meeslepen en met wijsheid en enige distantie te handelen.
Op het niveau van de gemeenten kan het wijs zijn om protesten in te dammen en geen geweld tegen personen of goederen te tolereren. Het landsbestuur kan wijs handelen door een bijdrage te leveren aan het voorkomen van escalatie en verdere polarisatie van conflicten. Daarvoor is iemand nodig met gezag die boven de partijen staat, bruggen kan slaan, en die met aansprekende communicatie mensen tot inkeer kan brengen. Maar hebben we nog politieke grootheden die daartoe bereid en in staat zijn?
Ik herinner me tenslotte een cartoon die ik zag, waarbij een leraar een kind vraagt of er in haar klas christenen, joden en islamieten zijn. Het kind antwoordt daarop: “nee, bij ons zijn er alleen kinderen in de klas”. Laat deze wijsheid leidraad zijn bij het benaderen van anderen.