Mona Keijzer beweert dat zij zich baseerde op cijfers en feiten toen zij stelde dat antisemitisme een onderdeel is van de islamitische cultuur. Met dit statement wil zij in hoger beroep gaan. Maar met welk bewijs en welke data wil zij dat doen?
De partij van Keijzer, de BoerBurgerBeweging (BBB), verwijst op haar website naar cijfers uit een onderzoek van het Doha Institute ter onderbouwing van het idee dat antisemitisme een onderdeel zou zijn van de islamitische cultuur. Bij bestudering van het onderzoek wordt echter duidelijk dat het gaat om de meningen van personen in de Arabische wereld over de inval van Israël in Gaza en de aanvallen van Hamas op 7 oktober 2023. Deze cijfers vormen geen bewijs, noch bieden zij enige grond om Keijzers beweringen te onderbouwen. Deze bron is daarom ongeldig voor haar argumentatie.
Vervolgens haalt de BBB een position paper aan van een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer, opgesteld door Ruud Koopmans. Koopmans verwijst daarin naar een Europese studie over het aantal antisemitische incidenten en terroristische aanslagen op Joden in Europa. Hoewel deze misdaden vanuit extremisme voortkomen, zijn zij niet te generaliseren of te gebruiken als bewijs dat Jodenhaat een onderdeel is van de islamitische cultuur. Daarnaast haalt Koopmans een Belgische studie aan waaruit blijkt dat antisemitisme en kritiek op Israël vaak door elkaar worden gehaald. Dit fenomeen staat bekend als ‘nieuw antisemitisme’, waarbij kritiek op de staat Israël wordt beschouwd als een vorm van antisemitisme. Ook de Nationaal Coördinator voor Antisemitismebestrijding neemt kritiek op de Israëlische staat, soldaten en beleid op in de definitie van antisemitisme. Dit is een oneerlijke vergelijking, aangezien Joden en Israël als entiteit niet gelijkgesteld kunnen worden.
Toch was ik benieuwd welke data Keijzer eventueel zou kunnen aanhalen om te beargumenteren dat antisemitisme een onderdeel is van de islamitische cultuur. Het enige Nederlandse onderzoek dat ik kon vinden, was een studie van het Verwey-Jonker Instituut uit 2015. Na grondige analyse concludeerde ik (zoals te lezen op mijn website) dat dit onderzoek grote methodologische mankementen vertoont. Hierdoor kan het niet beoordeeld worden op validiteit en betrouwbaarheid, is het niet reproduceerbaar en moeten de resultaten met extreem veel voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Als er al een rapport zou zijn dat bewijst dat antisemitisme vooral een probleem is onder moslims in Nederland, dan zou dit het moeten zijn. Maar zelfs dit rapport levert geen harde bewijzen die de zogenaamde feiten en cijfers van de BBB of Mona Keijzer ondersteunen.
Kortom, er kan slechts worden gesteld dat er veel wordt gemeten, maar we nog steeds weinig weten. Vanuit die onwetendheid worden wankele onderzoeksmethodes opgezet, studies uit Qatar verkeerd geïnterpreteerd en extremistische incidenten gegeneraliseerd.