Het in acht jaar zorgvuldig opgebouwde en bijgewerkte leerlingvolgsysteem wordt in één klap volledig teniet gedaan door de Cito-toets. De juffrouw of meester van groep acht krijgt het nakijken.
In 2015 werd de eindtoets in het primaire onderwijs voor het eerst afgenomen in april. Dit gebeurde daarvoor elk jaar in februari. Met het verschuiven van de afname van deze eindtoets zou men minder de nadruk leggen op het allesbeslissende moment waarop het kind móest presteren om het gewenste resultaat te behalen. De leerkracht kreeg op deze manier meer de regie in handen door het geven van een advies (voor 1 maart), nog voordat de eindtoets begonnen was.
Toch zijn veel mensen het niet eens met het verschuiven van het afnamemoment van de eindtoets. De objectiviteit van de eindtoets zou hierdoor namelijk in het gedrang komen. Want wat is nog de waarde van een eindtoetsscore die afwijkt van het schooladvies? En geeft zo’n gestandaardiseerde eindtoets niet gelijke kansen voor elke leerling? Vragen die vaak ontstaan uit onwetendheid en met name onzekerheid.
Gelijke kansen Dat een nationaal opgezette toets aan ieder kind zogenaamd gelijke kansen biedt, lijkt rationeel gezien inderdaad aannemelijk. Dat was destijds ook een van de redenen waarom de Cito-toets eind jaren zestig in het leven werd geroepen: om door middel van een centraal georganiseerde, uniforme toets kansenongelijkheid te voorkomen. Wat men hierbij echter over het hoofd zag, is dat elk kind een andere contextuele en emotionele achtergrond heeft, waardoor er nooit sprake kan zijn van totale kansengelijkheid. Hierbij gaan we uit van het feit dat er kinderen zijn die moeten omgaan met situaties als scheidingen, pestgedrag, ziekte, faalangst, etc. Allemaal redenen die kunnen zorgen voor een vertekend beeld tijdens het maken van zo’n stressvolle eindtoets en die een score kan opleveren die onrecht doet aan het kind.
Dat de score van zo’n eindtoets enkel is gaan dienen als indicator van een mogelijke niveaubepaling, is dus een goede zaak. Evenals het feit dat de leerkracht reeds vóór het afnemen van de eindtoets het advies mag geven over de toekomstige, potentiële leerroute van een kind.
Door het leerlingvolgsysteem dat basisscholen van elke leerling vanaf groep 1 moeten aanleggen, wordt vrijwel meteen inzichtelijk wat de capaciteiten en mogelijke kansen van een kind zijn op een bepaalde leerroute in het voortgezet onderwijs. Naast het feit dat hierin vorderingen en resultaten komen te staan omtrent de cognitieve bagage zoals rekenen en taal, mogen hier ook andere vorderingen in vermeld worden zoals persoonlijke ontwikkelingen en observaties. Kortom, we mogen er vanuit gaan dat de leerkracht van groep acht mede hierdoor beslagen ten ijs komt bij het formuleren van het eindadvies.
Leerkracht genegeerd Nu, drie jaar nadat de eerste eindtoets in april werd afgenomen, kunnen we inmiddels een voorzichtige conclusie trekken over het verschuiven van de eindtoets. Zo’n vijf weken nadat de eindtoets gemaakt is, ontvangen de leerlingen de score hiervan. Wanneer een leerling tijdens de toets hoger heeft gescoord dan het advies van de leerkracht, mag het advies worden bijgesteld naar boven, in overleg met de betrokken leerling, de ouders en school. Dit zou concreet betekenen dat een havo-advies uiteindelijk kan worden bijgesteld tot een vwo-advies, wanneer de score toereikend blijkt te zijn. In 2017 kwam bijna 32% van de toetsuitslagen in aanmerking voor een heroverweging, waardoor het kind alsnog hoger mag worden ingedeeld, indien gewenst, en het advies van de leerkracht volledig genegeerd mag worden.
Hieruit blijkt dat de macht van de eindtoets nog altijd groot is. En dat de meeste mensen bij twijfel de kracht van een momentopname boven de mening van de leerkracht stellen. Het in acht jaar zorgvuldig opgebouwde en bijgewerkte leerlingvolgsysteem wordt hierbij in één klap volledig teniet gedaan. De juffrouw of meester van groep acht krijgt het nakijken. De score van de eindtoets krijgt gelijk. Iets wat onherroepelijk ook nog eens zorgt voor bijvoorbeeld problemen bij de aanmeldingen en indelingen van de brugklassen. De klassen zijn al ruwweg ingedeeld en er is niet altijd meer plaats op het schooltype van het nieuwe advies. En dan spreek ik nog niet over de druk die een kind kan voelen om toch maar de aangepaste leerroute te blijven volgen.
Er gaan dan ook al geruchten om mogelijk de eindtoets weer terug te schuiven van april naar februari. Zodat de discussies en het aantal herzieningen minder zullen worden en de druk van de allesbepalende toets weer gewoon wordt opgevoerd. Een en ander heeft beide voor- en nadelen. Feit blijft dat een instantie als Cito als enige wel vaart bij welke ontwikkeling dan ook. En dat is voor niemand een gunstige ontwikkeling. Behalve voor het Cito.