Allerlei al dan niet verborgen aannames spelen onvermijdelijk en altijd mee in discussies rondom vluchtelingen; veronderstellingen die ons wel eens meer kunnen vertellen dan de daaruit voortvloeiende uitlatingen. Zo is één belangrijke vraag, die zelden aan bod komt maar op de achtergrond altijd meespeelt: zijn vluchtelingen nu eigenlijk moedig of laf?
En daaraan vastgekoppeld: hoe moet medelijden als motief worden beoordeeld in de hulp die hun wordt geboden? Dat zijn geen politieke kwesties, maar eerst en vooral filosofische vraagstukken. Voor handvaten kunnen we terecht bij twee zéér originele 17e eeuwse denkers die vandaag de dag relevanter zijn dan ooit: René Descartes en Benedictus Spinoza.
Vluchten is laf, vechten is moedig Descartes definieert (in Les passions de l’ame) moed als een passie die ons ertoe aanzet om op krachtige wijze datgene uit te voeren wat we willen, wat het dan ook is. Hiermee breekt Descartes met zowat de hele traditie waarin moed als één van de belangrijkste deugden gold, samen met verstand, gematigdheid en rechtvaardigheid. Als moed namelijk een passie is, dan is het geen verworven karaktereigenschap en niet per se goed. Moedig is ook hij die zijn slechte intenties op krachtige wijze omzet in een daad; zo is een zelfmoordterrorist dan misschien niet goed, maar kan hij wel moedig zijn. Vluchten daarentegen getuigt voor Descartes van angst: de enige passie die totaal geen nut heeft voor de mens, zelfs averechts werkt. Vluchten is dus laf, vechten is moedig. Toch zou Descartes niet tegen de vluchtelingen zeggen: “overwin je angst, ga terug en vecht!” Want als je eenmaal een keuze hebt gemaakt op basis van jouw beste oordeel op dat moment, moet je daar ook bij blijven; alleen door standvastigheid (résolution) – de deugdzame vorm van moed en dus géén passie – kom je vooruit.
Vluchten kan ook moedig zijn Spinoza, wiens ouders zelf ooit gevlucht waren naar Amsterdam, heeft er een andere kijk op. Waarom zou vechten altijd moediger zijn dan vluchten? Soms zorgt blinde roekeloosheid ervoor dat we blijven vechten, tevergeefs en tegen de voorschriften van het verstand in. Soms is vluchten de enige verstandige keuze, omdat dat onze enige kans om te overleven is. Moed (fortitudo) is ervoor nodig, zegt Spinoza, zowel om roekeloosheid als om angst in te perken. Hij schrijft in zijn Ethica: “De vrije mens vermijdt gevaren met dezelfde deugd als waarmee hij ze probeert te overwinnen.” Die deugd is moed oftewel het verlangen om in het eigen bestaan te volharden. Moedig is ook hij die probeert andere mensen te helpen door hen in hún kracht te zetten; ieders bestaan is immers nauw verbonden met dat van anderen. En zo kan vluchten getuigen van grootse moed, zeker als daarmee ook anderen in veiligheid worden gebracht.
Medelijden is hypocriet, misleidend en denigrerend Maar hoe moet je vervolgens hen die zijn gevlucht helpen? Descartes en Spinoza zijn het voor de verandering met elkaar eens: heb in ieder geval geen medelijden met vermeende slachtoffers. Medelijden is hypocriet volgens Descartes; je hebt dan eigenlijk meer liefde voor jezelf, aangezien je denkt dat hetzelfde jou ook kan overkomen. Als je al medelijden hebt, bewaar het dan voor degene die zichzelf alleen maar beklaagt. Spinoza vindt medelijden een zeer droevig gevoel waarbij niemand gebaat is. We moeten ons niet laten misleiden door valse tranen, maar ons laten leiden door wat ons verstand ons ingeeft. En het verstand zegt: help anderen door jezelf te helpen. Dat is geen pleidooi voor egoïsme, maar een rationeel beginsel dat voorschrijft om eerst en vooral tegen je eigen angst te vechten, zodat je zicht er niet langer door wordt vertroebeld en je onbevooroordeeld naar de ‘hulpbehoevende’ ander kunt kijken.
Mag je dan nooit iemand helpen? Natuurlijk wel, maar ben je bewust van je eigen motieven (aldus Descartes) en vergeet jezelf niet (aldus Spinoza). Friedrich Nietzsche zou later schrijven: “Als u een lijdende vriend hebt, wees dan een rustplaats voor zijn lijden, maar wel als een hard bed, een veldbed: dan dient u hem het beste.”
Vluchtelingen zijn dus geen beesten die we moeten vrezen, maar ook zeker geen huisdieren die hopeloos afhankelijk zijn van hun baasjes. Het zijn mensen, “lijdende vrienden”, die op menselijke wijze geholpen moeten worden.
Moed, medelijden, moeilijkheid Ongeacht of het nu om vluchtelingen gaat of om degenen die hen (moeten) helpen, of we nu Cartesiaan zijn of Spinozist, het vereist hoe dan ook moed om kritisch naar onszelf te kijken en onze houding jegens de ander op die zelfreflectie af te stemmen. Er is altijd een keuze: vechten of vluchten, uit medelijden helpen, een hard bed klaar zetten of de toegang weigeren – of helemaal niets doen. Die keuze maken is moeilijk, zéér moeilijk. Misschien is dát wel de grootste uitdaging in de vluchtelingencrisis: dat niet ieder voor zich lafhartig de gemakkelijkste uitweg kiest, maar dat iedereen de moed opbrengt om gezamenlijk de moeilijkste weg te bewandelen. Want: “Alles wat schitterend is, is even moeilijk als zeldzaam” (Spinoza).