Er gaan in ons land 40 duizend mensen per jaar dood aan de gevolgen van overgewicht, meer dan aan de gevolgen van roken, veel meer dan aan alcoholgebruik en oneindig veel meer dan in het verkeer. Alleen al daarom zou de overheid er veel meer aan moeten doen, dan nu gebeurt.
De helft van de Nederlandse volwassenen heeft overgewicht. 1 op de 6 jongens en 1 op de 7 meisjes is te dik: 1 op de 7 peuters en babys, terwijl dat 10 jaar geleden nog 1 op de 10 was. Wereldwijd zijn er 155 miljoen kinderen te dik, waarvan meer dan 20 % ernstig en 1,6 miljard volwassenen, waarvan 25 % ernstig. Explosieve groei is wel het minste woord om dit alles te omschrijven: het wordt maar niet minder erg, ondanks de duizenden dingen die we wereldwijd verzinnen om er aan te doen.
Toen ik als lector Leefstijlverandering aan de Haagse Hogeschool begon stelde ik dat het laten onstaan van overgewicht bij kinderen een vorm van kindermishandeling is. Velen vielen over me heen: dat ging te ver. Paul Rosenmöller, voorzitter van een grote groep organisaties die in Nederland al vijf jaar hard werken om te proberen er iets aan te doen sprak gister dezelfde woorden.
En hoe je ook nuances bij die term kunt aanbrengen: als ouders of leraren of dokters of wie dan ook jonge kinderen achteloos of gemakzuchtig benaderen als het om dit probleem gaat, is het op z’n minst verwaarlozing, zo niet een vorm van mishandeling. Want niet alleen is het oneindig veel moeilijker een slechte leefstijl af te leren dan een goeie op jonge leeftijd aan te leren: dikke kinderen krijgen later veel vaker diabetes, hart- en vaatziektes, kanker en allerlei andere lichamelijke problemen . Ze worden meer gepest, krijgen vaak een negatief zelfbeeld en onderzoek toont ook aan dat ze slechter leren als ze dik zijn. Een slechte leefstijl en slechte sociaaleconomische omstandigheden leiden uiteindelijk tot 7 jaar eerder doodgaan dan mensen die het goed hebben en gezond leven en ook tot wel 19 jaar leven in slechtere gezondheid!
Je zou zeggen: het bestrijden van dit allergrootste volksgezondheidsprobleem zou op nummer 1 moeten staan bij onze minister van Volksgezondheid, en met hem het hele kabinet. Mensen worden zieker, vallen uit en kosten de staat ook nog eens handenvol geld: genoeg redenen om alles uit de kast te trekken. Maar ondanks dat er wel steeds meer maatschappelijke aandacht is, blijven maatregelen uit, zoals de overheid ze allang neemt bij het bestrijden van verkeersdoden (gordels verplicht) alcoholgebruik (strenge wetten en regels), drugsgebruik (idem) en vooral roken (bijvoorbeeld het verbod op roken in cafe’s en restaurants). Met als argument dat de overheid niet moet betuttelen. Raar.
Er gaan in ons land 40 duizend mensen per jaar dood aan de gevolgen van overgewicht, meer dan aan de gevolgen van roken, veel meer dan aan alcoholgebruik en oneindig veel meer dan in het verkeer, dus alleen al op die grond zou er van overheidswege veel meer aan moeten worden gedaan, dan nu gebeurt. Bovendien weten we dat, als we nu niet ingrijpen, de beheersing van dit probleem over vijftien jaar volstrekt onbetaalbaar wordt. Op het punt van overgewicht ontbreekt het nog altijd aan een sense of urgency. Jammer, want het is een gemiste kans om ouders te helpen hun kinderen gezond op te voeden. Sterker: ik vind het verwaarlozing van die overheid.
Naast meer sense of urgency van ons kabinet weten we dat in Frankrijk in meer dan 175 steden, dorpen en wijken veel meer samenwerking tussen scholen, gemeentebestuur, bedrijven, sportverenigingen, verkeersdiensten, woningcooperaties, gezondheidszorgwerkers en GGD-en echt helpt om ouders te ondersteunen bij hun opvoeding en jongeren gezonder te maken, zeker als een bevlogen man of vrouw die partijen samenbrengt (in Frankrijk vaak de Burgemeester). Nederland is nog steeds veel te veel een landje van talloze losse projecten van dan weer die en dan weer die. Rosenmoller verdient alle steun bij zijn plannen om in 75 steden in Nederland die Franse aanpak te gaan proberen: maar dan moet wel iedereen meedoen! Ook dat zal ouders in die wijken of dorpen of steden echt helpen.
Ten derde moet de voorlichting over een heel andere boeg. Via de nieuwe media bijvoorbeeld. Jongeren bereik je niet (meer) met folders of tv-spotjes of logo’s. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om media als twitter, hyves, facebook en games. En het moet logischer, meer aansluiten bij hun leefwereld. Dus op een zakje chips de tekst: dit kost je 11 minuten roeien. Of op een zoet drankje: 14 minuten stevig voetballen. Of op een snoepreep: 8 minuten trap-op en trap-af. Er zijn genoeg creatieve geesten om zich op dit soort dingen eens heftig te storten: met een mooi woord heet dat social marketing (het gebruik van commerciële marketingtechnieken om maatschappelijk wenselijke zaken te stimuleren).Heel belangrijk tenslotte is dat jongeren zelf ook met plannen moeten komen. Wij moeten afleren als “oude knarren” programma’s op te zetten waarvan we denken dat die voor kinderen wel goed zullen werken. Maak kinderen ambassadeurs van het goede!
Als je naar de getallen kijkt en het toenemend probleem zou je dus kunnen zeggen dat achteloos en onverschillig niets doen niet alleen aan ouders mag worden verweten: de omgeving die niks doet of een overheid die te makkelijk toekijkt zijn minstens even schuldig aan iets wat we best mishandeling of veraarlozing zouden mogen blijven noemen.