Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Minister Klever heeft met haar plannen minder last van die irritante NGOs

  •  
19-11-2024
  •  
leestijd 3 minuten
  •  
1399 keer bekeken
  •  
ANP-513467112

‘Het mag wel een tandje minder’ meldde de minister in de Telegraaf.

De plannen van minister Klever van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp rondom samenwerking met het maatschappelijk middenveld brachten een schok teweeg in de ontwikkelingssector. Het budget wordt met ongeveer tweederde teruggebracht. Daarnaast worden nieuwe prioriteiten gesteld. Gezondheid, handel, mensenrechten en stimulering van particulier initiatief worden de onderwerpen waarvoor Nederlandse maatschappelijke organisaties vanaf 2026 subsidie kunnen krijgen. Daarbij worden steekhoudende argumenten aangedragen. Zo meldt de Kamerbrief over de plannen dat ‘leidend voor het nieuwe kader is de wens van het kabinet om lokale maatschappelijke organisaties in ontwikkelingslanden te versterken voor hun activiteiten ter plekke.’

Ook meldt de brief dat financieringsconstructies sterk vereenvoudigd zullen worden, waardoor middelen efficiënter kunnen worden ingezet en er meer geld ter plekke kan worden aangewend voor de doelen van het beleid. Klinkt goed. Zo kan er toch nog het nodige gedaan worden met het sterke verkleinde budget. Verder schrijft de minister dat toegang tot de rechtsstaat en democratie belangrijk blijft. Een laatste opvallende keuze is de vereiste dat organisaties minimaal 50% van hun middelen van buiten het ministerie moeten halen, om zo onafhankelijkheid van de overheid en binding met de Nederlandse samenleving te versterken.

Het is duidelijk dat de ambtenaren van het ministerie zich ingezet hebben om er het beste van te maken, op basis van verdedigbare inhoudelijke argumenten, die aansluiten bij ontwikkelingen in het vakgebied. Het lijkt zelfs of de minister het nodige daarvan geleerd en geaccepteerd heeft. Maar intussen is de keuze om een miljard te korten op de organisaties de belangrijkste stap die gezet is, en ook andere keuzes die gemaakt zijn hebben flinke repercussies.

Op de eerste plaats is ontwikkeling een kwestie van lange adem. Organisaties hebben de afgelopen jaren geïnvesteerd in programma’s en partnerschappen die een basis leggen voor de toekomst. Nu moet aan honderden lokale organisaties gemeld gaan worden dat steun en samenwerking gaan verdwijnen. Ten tweede, de minister lijkt zich weinig aan te trekken van de dynamische internationale context. Nederlandse invloed wordt afgewimpeld. ‘Het mag wel een tandje minder’ meldde de minister in de Telegraaf. Zij verwees hier naar de steun voor ‘LHBTI-projecten’, waarin Nederland wereldwijd een leidende rol heeft’.

Niet nodig, vindt de minister. Waarom die leidende rol niet nodig is, legt zij niet uit. Intussen hebben mensen uit deze gemeenschappen in allerlei landen steeds meer te maken met onderdrukking die soms zelfs leidt tot levensbedreigende situaties. Denk hierbij aan demonisering door kerken, uitsluiting van hun gemeenschappen en criminalisering en vervolging door overheden. Overigens mede als gevolg van de beïnvloeding door christelijke organisaties uit het buitenland. De minister vindt het wel van belang dat we als Nederland doen waar we goed in zijn. Maar onze leidende rol op het vlak van seksuele rechten wordt hier echter niet neergezet als iets om trots op te zijn, maar als ‘zonde van het geld.’ Ook betekent het verminderen van ondersteuning niet alleen minder steun voor organisaties ter plekke, maar ook het verlies van expertise, netwerken en internationale invloed voor Nederland. Ontwikkeling is politiek. Het is ook meer dan ‘lokaal’. Lokale organisaties zijn van groot belang, maar de internationale dimensie en de Nederlandse rol hierin ook.

Ten derde is er nog een heel ander punt waarop de minister een zorgelijke keus maakt in de kamerbrief: ‘De huidige praktijk van het financieren vanuit ontwikkelingshulp van pleiten en beïnvloeden in Nederland acht het kabinet onwenselijk’. Ook hier weer: waarom staat er niet bij. Eerder beleid van het ministerie omarmde die pleitbezorgende rol van organisaties in Nederland, het oncomfortabele ervan voor lief nemend. Het zou bijdragen aan beter en meer inclusief beleid, was het argument. Het ministerie zag zichzelf ook als partner van de organisaties – men kon elkaar ondersteunen op gedeelde doelen. Ook erkende het ministerie meer de politieke dimensies van ontwikkeling, waarbij tegenspraak aan de orde van de dag is. Tenslotte accepteerde het ministerie dat in onze wereld sommige groepen en belangen veel meer mogen meepraten dan andere, en dat het beleid van het ministerie daar wat aan kan doen. Dit wordt nu losgelaten, zodat in Nederland het bedrijfsleven, met veel meer middelen om te beïnvloeden dan maatschappelijke organisaties, een flinke steun in de rug krijgt van de minister. Fijn, minder last van die irritante NGOs.

Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.