Europese overheden investeren volop in autowegen en breken het spoor ondertussen langzaam af. Tussen 1995 en 2020 nam de hoeveelheid asfalt in Europa met 60 procent toe, terwijl het spoor met 6,5 procent werd ingekrompen. Dat blijkt uit onderzoek van het Wuppertal Institut en T3 Transportation.
De meeste Europese overheden geven meer uit aan wegen dan aan rails. De Nederlandse overheid stak in de onderzochte periode ruim twee keer zoveel geld in auto-infrastructuur als in spoor. In de afgelopen jaren waren er maar zeven Europese landen die meer investeerden in spoorwegen dan in asfalt: Luxemburg, België, Oostenrijk, Denemarken, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Italië. In heel Europa gingen er sinds het midden van de jaren negentig ruim 2.500 stations dicht. Volgens het rapport sloot Nederland 17 stations.
“De meeste landen moedigen autogebruik aan door grote hoeveelheden publiek geld in de aanleg van wegen te investeren”, aldus Giulio Mattioli van de Technische Universiteit Dortmund tegenover The Guardian. Kleine investeringen in fietspaden of spoorverbindingen liggen volgens hem onder een vergrootglas, terwijl er nauwelijks discussie is over de enorme bedragen voor auto-infrastructuur.
Greenpeace noemt de mega-investeringen in autowegen “een politieke keuze”. De milieuorganisatie wijst erop dat deze keuze niet alleen desastreus uitpakt voor het klimaat, maar ook de keuzevrijheid van burgers beperkt. In sommige gebieden zijn mensen aangewezen op een auto omdat het openbaar kapotbezuinigd is.