De criminaliteit in Nederland en andere westerse landen is de afgelopen jaren spectaculair gedaald. Met dank aan vrouwenrechten en een milieumaatregel
Dit is een voorpublicatie uit Dat was niet de bedoeling, het nieuwe boek van Maarten Reijnders over onvoorziene gevolgen.
Hoewel sommige politici en media ons graag anders doen geloven, daalt de criminaliteit in Nederland al jaren. Noteert de politie in 2001 en 2002 nog 93 misdrijven op elke duizend bewoners, in 2017 gaat het om 49 misdrijven per duizend bewoners, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Volgens wantrouwige burgers bestaat die afname van de criminaliteit alleen op papier: mensen zouden misdrijven niet meer bij de politie melden omdat ze denken dat er toch niets mee gebeurt. Zou het echt? Is de aangiftebereidheid vandaag de dag werkelijk minder dan begin deze eeuw? Tegenwoordig kun je voor veel misdrijven aangifte doen via internet. Dat verlaagt de drempel toch aanzienlijk.
Bovendien is er ook bij moord – een misdrijf waarbij je als burger niet hoeft te twijfelen dat er na aangifte altijd politieonderzoek zal plaatsvinden – sprake van een duidelijke daling. In 2001 worden er 264 mensen vermoord, in 2015 is dat aantal gedaald tot 120. ‘Sinds het begin van de registratie in 1996 is het aantal vermoorde mensen in Nederland niet zo laag geweest,’ weet het CBS.
Nog ‘maar’ 290 moorden Die daling is geen exclusief Nederlands fenomeen. In de hele westerse wereld neemt het aantal misdrijven en moorden af. Soms is die vermindering ronduit spectaculair. Zo vinden in New York, waar in 1990 nog 2.245 mensen om het leven worden gebracht, in 2017 nog ‘maar’ 290 moorden plaats. Een daling van 87 procent!
‘De misdaadcijfers zijn sinds de jaren vijftig niet meer zo laag geweest,’ vertelt de New Yorkse politiecommissaris James O’Neill aan het eind van dat jaar tijdens een persconferentie. Ook het aantal overvallen, inbraken en schietpartijen daalt al jaren. Volgens O’Neill met dank aan het goede werk van zijn agenten.
Het is een verklaring die de New Yorkse autoriteiten al jaren geven. Eigenlijk al vanaf halverwege de jaren negentig, als er onder leiding van burgemeester Rudy Giuliani en politiecommissaris William Bratton een zerotolerancebeleid wordt gevoerd.
Broken windows Giuliani en Bratton baseren hun aanpak op de in 1982 door de criminologen James Wilson en George Kelling bedachte broken windows -theorie. Volgens deze theorie lokt kleine criminaliteit die onbestraft blijft, nieuwe en zwaardere criminaliteit uit.
‘Neem een gebouw met een paar gebroken ramen. Als de ramen niet worden gerepareerd, dan zijn vandalen geneigd om nog een paar ramen in te gooien,’ schrijven Wilson en Kelling. ‘Op een zeker moment kunnen ze er zelfs toe overgaan om in te breken. En als het gebouw niet wordt bewoond, worden ze wellicht krakers of stichten ze er brandjes.’
Volgens Wilson en Kelling gaat het zo met veel vormen van criminaliteit. Als een persoon een leeg pakje sigaretten op straat gooit, verlaagt hij daarmee de drempel voor anderen die met lege blikjes rondlopen om hetzelfde te doen. Als er al een blikje ligt, kan jouw blikje er wel bij. Voor je het weet dumpen mensen ook om de haverklap hun vuilniszakken op straat en ontstaat er een onveilige omgeving waar je niet gek moet opkijken als ook het aantal auto-inbraken toeneemt.
Graffiti Het New Yorkse openbaarvervoerbedrijf is onder de indruk van de analyse van Wilson en Kelling en besluit Kelling in het midden van de jaren tachtig in te huren als consultant. De metro heeft in die jaren een zeer slecht imago. Niet alleen vanwege de talloze vertragingen en het slecht onderhouden en smerige materieel maar ook vanwege de onveiligheid.
Jaarlijks vinden er duizenden misdrijven plaats. Het is zelfs zo erg dat een witte man die in december 1984 besluit om het recht in eigen hand te nemen en in de metro vier zwarte jongens neerschiet omdat zij zich misdragen, alom als een held wordt geprezen: eindelijk eens iemand die zich niet zomaar laat beroven! Om het tij te keren pakt het vervoerbedrijf, op advies van Kelling, eerst de graffiti in de metro aan. De metrostellen die jarenlang aan de binnen- en buitenkant en van boven tot onder zijn voorzien van tags en pieces , worden schoongemaakt. Net zo lang tot ze ook schoon blijven.
In 1990 wordt Bratton hoofd van de spoorwegpolitie. Hij maakt werk van de aanpak van zwartrijders, die tot dan toe geen strobreed in de weg werd gelegd. Het is een tactiek die effect sorteert: de aangehouden zwartrijders blijken maar al te vaak een nog openstaande veroordeling aan hun broek te hebben, of een wapen te dragen. ‘Na een tijdje begonnen de criminelen verstandiger te worden: ze lieten hun wapens thuis en betaalden voor hun ritje,’ schrijft Bratton in zijn memoires.
Wildplassen Giuliani, een ambitieuze openbaar aanklager die in 1993 een gooi doet naar het burgemeesterschap van New York, raakt onder de indruk van het werk van Bratton. Tijdens zijn verkiezingscampagne belooft Giuliani de inwoners van de stad werk te maken van een hardere aanpak van de criminaliteit.
Het is een boodschap die in de smaak valt bij de New Yorkers die het idee hebben dat hun stad al decennia afglijdt: sinds 1960 is het aantal verkrachtingen in de Big Apple verviervoudigd en het aantal overvallen met een factor veertien toegenomen. Het is tijd voor verandering en Giuliani lijkt daarvoor te kunnen zorgen. Hij krijgt 51 procent van de stemmen.
Als Giuliani begin 1994 aantreedt als burgemeester, stelt hij Bratton aan als hoofd van de New Yorkse politie. Het roer gaat om. New Yorkse agenten halen voortaan niet langer hun neus op voor kleine criminelen. Ook wie zich schuldig maakt aan zaken als vandalisme, wildplassen en openbare dronkenschap krijgt nu de politie op zijn dak. Door relatief kleine vergrijpen aan te pakken geeft New York een duidelijk signaal af, zowel aan criminelen als aan de rest van de bevolking: de tijd van wetteloosheid is voorbij.
Volgens de bekende journalist en publicist Malcolm Gladwell, die de New Yorkse aanpak van de criminaliteit uitgebreid beschrijft in zijn boek The Tipping Point (2000), is dit beleid een succes. ‘Je kunt misdaden voorkomen door simpelweg graffiti te verwijderen en zwartrijders op te pakken.’
Eindelijk wat te halen Maar is het New Yorkse beleid wel echt zo succesvol als Giuliani, Bratton en Gladwell ons willen doen geloven? Critici hebben hun bedenkingen.
Zo begint de criminaliteit in New York al te dalen vanaf 1990 – een paar jaar voordat Giuliani en Bratton van start gaan als burgemeester en hoofdcommissaris. En in andere Amerikaanse steden, waar de politie helemaal niet volgens de broken windows-theorie werkt, is er eveneens sprake van een sterke daling van de criminaliteit. Het aantal gewelddadige misdrijven in Newark daalt in de jaren negentig bijvoorbeeld net zo hard als in New York, met 74 procent, terwijl in Los Angeles zelfs sprake is van een afname van 78 procent. En ook elders in de westerse wereld neemt het aantal misdaden af.
Nog een aanwijzing: in de New Yorkse metro werkt de door Wilson en Kelling gepropageerde aanpak aanvankelijk helemaal niet. Tussen 1984 en 1990, als het openbaarvervoerbedrijf druk bezig is om graffiti te verwijderen, stijgt het aantal geregistreerde misdrijven juist: van vijftienduizend naar twintigduizend. Is er misschien een alternatieve verklaring voor de daling van de criminaliteit in New York in de jaren negentig die ook van toepassing is op de ontwikkelingen elders?
Deskundigen hebben tal van suggesties. Zo is er in die jaren sprake van forse economische voorspoed. Niet alleen in de VS, waar tijdens het presidentschap van Bill Clinton de bomen tot in de hemel groeien, maar bijvoorbeeld ook in Nederland, waar de werkgelegenheid onder de paarse kabinetten flink toeneemt. Wie een baan heeft, heeft niet alleen minder reden om zich schuldig te maken aan crimineel gedrag maar ook nog eens minder tijd, zo luidt de verklaring.
Dat klinkt logisch, maar vermoedelijk kunnen de gunstige economische ontwikkelingen maar een heel klein deel van de afgenomen criminaliteit vanaf de jaren negentig verklaren. Ook in de jaren zestig is er immers sprake van flinke economische groei in het Westen. Maar in die periode schiet de criminaliteit juist omhoog. Misschien wel omdat er voor inbrekers door die stijgende welvaart eindelijk wat te halen valt.
Touwtje uit de brievenbus Vaak maakt de gelegenheid de dief. Een fiets die niet op slot staat, wordt sneller gestolen dan een fiets met een slot. Nadat de criminaliteit vanaf de jaren zestig toeneemt, beginnen burgers maatregelen te nemen om hun eigendommen beter te beschermen. Preventie wordt populair: niet langer een touwtje uit de brievenbus waarmee iedereen kan opendoen, maar drie sloten op de deur om het dievengilde buiten te houden.
Behalve burgers nemen ook overheden maatregelen om de misdaad in te dammen. Er worden meer agenten aangenomen en de straffen worden, zeker vanaf de jaren tachtig, weer strenger.
In de hele westerse wereld, en vooral in de Verenigde Staten, neemt het aantal gedetineerden door de hogere straffen enorm toe. Daar kan een afschrikwekkende werking van uitgaan. Maar belangrijker is vermoedelijk dat het opsluiten van criminelen ook een preventieve maatregel is. Het plegen van misdrijven is nu eenmaal veel makkelijker buiten de gevangenis dan erbinnen.
En wat te denken van de drugsepidemie die op veel plaatsen in de jaren zeventig en tachtig flink huishoudt? Drugsgebruik leidt niet alleen tot veel kleine criminaliteit van gebruikers die diefstallen plegen om hun verslaving te bekostigen, maar ook tot veel zware misdrijven: dealers die elkaar naar het leven staan en bendes die er niet voor terugdeinzen om concurrenten te liquideren.
Ook de vergrijzing zou een rol kunnen spelen. Het zijn vooral jongvolwassen mannen die zich schuldig maken aan criminaliteit. Geen wonder dat het aantal misdaden begint te stijgen vanaf de jaren zestig: het moment dat de eerste babyboomers volwassen worden. Als het aandeel jongeren in de bevolking later weer afneemt, neemt ook de criminaliteit af.
Legalisering van abortus Een van de origineelste verklaringen voor de dalende misdaadcijfers sluit aan op het afnemende aantal jongemannen. Eind jaren negentig betogen de economen John Donohue en Steven Levitt in een paper dat de daling van de criminaliteit in de VS van de jaren negentig voor meer dan de helft valt toe te schrijven aan de legalisering van abortus.
Vanaf eind jaren zestig versoepelen verscheidene Amerikaanse staten de regels voor zwangerschapsafbreking en in 1973 legaliseert het Amerikaanse Hooggerechtshof abortus voor de hele VS.
Behalve rijke en middenklassefamilies, die zich ook voor de legalisering al een abortus konden permitteren, kunnen daardoor nu ook arme vrouwen makkelijk en tegen geringe kosten een zwangerschap laten afbreken. Dat leidt ertoe dat het aantal abortussen in die jaren sterk toeneemt.
Twintig jaar later, in de jaren negentig, zien we dat terug in de misdaadcijfers, menen Donohue en Levitt: wie niet wordt geboren kan immers ook geen crimineel worden.
Slecht huwelijk Daarbij is het belangrijk om te bedenken dat abortussen niet willekeurig plaatsvinden. ‘Als een vrouw geen kind wil hebben, heeft ze daarvoor meestal een goede reden,’ constateert Levitt in het boek Freakonomics (2005), dat hij samen met journalist Stephen Dubner schrijft.
‘Ze kan ongehuwd zijn of in een slecht huwelijk zitten. Ze kan vinden dat ze te arm is om een kind op te voeden. Ze kan denken dat ze haar leven niet goed op de rit heeft, of dat haar drank- en drugsgebruik de gezondheid van de baby schaadt. Misschien denkt ze dat ze te jong is en wil ze eerst nog verder leren. Misschien wil ze over een aantal jaren heel graag een baby, maar nu nog niet.’
Wie ongewenst zwanger wordt, is minder goed voorbereid op het moederschap en kan vaak ook minder goed voor haar kind zorgen. Tieners en arme, ongetrouwde vrouwen zijn bijvoorbeeld eerder geneigd om een abortus te laten plegen. En de kinderen van dergelijke moeders lopen een veel groter risico om crimineel gedrag te vertonen.
Vanaf begin jaren negentig wordt er een generatie volwassen met veel minder ongewenste kinderen, en beginnen de misdaadcijfers aan een duikvlucht. De correlatie tussen het legaliseren van abortus en de afnemende criminaliteitscijfers zo’n twintig jaar later is sterk. De staten waar abortus als eerste werd gelegaliseerd, laten ook als eerste een daling van de criminaliteit zien. Bovendien blijkt de afname van het aantal misdrijven het sterkst in de staten waar tussen 1973 en 1976 de meeste abortussen plaatsvinden.
Autoradio gestolen Maar behalve de legalisering van abortus lijkt er nog een onvermoede factor te zijn die de afname van de misdaad kan verklaren. Lood. Of eigenlijk het afgenomen gebruik daarvan. Anders geformuleerd: wie loodvrije benzine tankt, heeft daarmee zonder het te weten de kans verkleind dat zijn autoradio op een later tijdstip wordt gestolen.
Lood wordt op allerlei manieren gebruikt. Loodverbindingen in benzine zorgen er sinds de jaren twintig voor dat de kleppen gesmeerd blijven en automotoren regelmatiger draaien. Aan verf wordt de kleurstof loodwit toegevoegd. En omdat lood makkelijk in elke gewenste vorm is te krijgen en niet snel slijt, wordt het al sinds de oude Romeinen voor waterleidingen gebruikt.
Het nadeel van lood is dat het, net als andere zware metalen, giftig is. Lood in je bloed kan leiden tot een hele trits aan problemen en klachten, variërend van miskramen en beschadigde nieren tot hoofdpijn en concentratieverlies.
Bij jonge kinderen zorgt een te grote blootstelling aan lood voor de meeste narigheid: zij hebben te lijden onder ontwikkelings- en gedragsproblemen. Ze zijn vaker agressief, impulsief of hyperactief.
Katalysatoren Omdat lood zo giftig is, zijn er in westerse landen de afgelopen decennia de nodige maatregelen genomen om het gebruik ervan tegen te gaan. Lood is uit de verf verdwenen en sinds 1960 worden in Nederland geen loden leidingen meer gebruikt in nieuwe huizen.
Vanaf de jaren zeventig worden er wereldwijd stappen gezet om het gebruik van tetra-ethyllood in benzine terug te dringen – eerst in de Verenigde Staten, later ook in Europa. In Nederland wordt eind 1984 voor het eerst loodvrije benzine verkocht, al zal het nog jaren duren voordat het gemeengoed wordt. Auto’s worden zodanig aangepast dat de motoren geen gelode benzine meer nodig hebben.
Het lot van tetra-ethyllood wordt definitief bezegeld als de driewegkatalysator verplicht wordt gesteld: gelode benzine zou de katalysatoren die de uitstoot van de benzinemotor zuiveren, onklaar maken.
De introductie van loodvrije benzine heeft grote gevolgen: het meeste lood dat jarenlang bij mensen in het bloed wordt aangetroffen is afkomstig uit de uitlaten van auto’s.
IQ-test Helemaal voorbij zijn de loodproblemen vandaag de dag nog niet. Met name in arme landen, waar bijvoorbeeld nog verf met loodwit wordt verkocht en het verbod op gelode benzine niet altijd wordt nageleefd, is nog een wereld te winnen. Maar ook in een eerstewereldland als Amerika zijn er af en toe nog problemen. Zo zorgt het gebruik van een nieuwe drinkwaterbron er vanaf 2014 voor dat meer dan honderdduizend inwoners van de plaats Flint in Michigan worden blootgesteld aan te hoge loodconcentraties.
Desondanks gaat het over het algemeen de goede kant op. In de jaren zeventig hebben nog tachtig van de honderd Amerikaanse kinderen ten minste 10 microgram lood in elke deciliter bloed. In 2018 zitten ongeveer twee op de honderd kinderen jonger dan zes jaar boven het nieuwe maximum voor wat de autoriteiten nog aanvaardbaar vinden (5 microgram lood per deciliter). Een spectaculaire daling.
En dat is goed nieuws. Kinderen met loodvergiftiging doen het namelijk slechter op school. Jonge kinderen die ten minste 10 microgram lood per deciliter bloed hebben, scoren enkele jaren later zes of zeven punten lager op een IQ-test dan kinderen die geen loodvergiftiging hebben gehad. Hetzelfde effect als meer dan een jaar niet naar school gaan.
De gevolgen van loodvergiftiging blijven bovendien jarenlang doorwerken. Mensen die in hun jeugd zijn blootgesteld aan te veel lood, kunnen de rest van hun leven concentratieproblemen houden. Ook zijn zij minder goed in staat om hun impulsen te bedwingen en vooruit te denken.
Deze eigenschappen – lagere intelligentie, moeite met concentreren en niet aan de lange termijn denken – correleren stuk voor stuk met een groter risico op crimineel gedrag.
Grote steden Het zal dan ook niet verbazen dat er een sterke correlatie bestaat tussen het aantal misdaden en de hoeveelheid lood in de lucht. De uitstoot van looddeeltjes door auto’s in de VS verviervoudigt tussen begin jaren veertig en begin jaren zeventig, waarna de daling weer inzet.
De toe- en afname van de criminaliteit volgt een vergelijkbaar patroon, alleen dan zo’n twintig jaar later: precies op het moment dat de kinderen die in hun jonge jaren een loodvergiftiging hebben gehad, volwassen worden. Vanaf begin jaren zestig begint de criminaliteit sterk te stijgen, tot begin jaren negentig een piek wordt bereikt.
In grote steden, waar de kans op loodvergiftiging bij kinderen het grootste is omdat er relatief veel auto’s in een beperkte ruimte rondrijden, daalt het aantal gewelddadige misdrijven sneller dan in plaatsen waar de kans op te veel blootstelling aan lood kleiner is. En in de staten waar er het meeste werk wordt gemaakt van het terugdringen van het loodgehalte in benzine daalt de criminaliteit eerder en sneller dan in staten waar men op dat gebied laks is, ontdekt onderzoekster Jessica Reyes.
In een studie die is gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Environmental Research , schrijft onderzoeker Rick Nevin dat de lood-leidt-tot-criminaliteit-hypothese ook internationaal overeind blijft staan. In Groot-Brittannië, Canada, Frankrijk, Australië, Finland, Italië, West-Duitsland en Nieuw-Zeeland blijkt er telkens een duidelijk verband tussen de uitstoot van looddeeltjes door auto’s en de criminaliteit twintig jaar later.
Extra agenten en strengere straffen Het blijft extreem lastig om met zekerheid vast te stellen welke factoren in welke mate hebben gezorgd voor de afname van de criminaliteit gedurende de afgelopen decennia.
Nevin wijst er in zijn onderzoek fijntjes op dat de relatie tussen de legalisering van abortus en criminaliteit internationaal een stuk minder sterk is dan het verband tussen looduitstoot en misdaad. Zo is abortus in Groot-Brittannië al toegestaan sinds 1967 (eerder dan in de VS), maar daalt de criminaliteit daar ‘pas’ vanaf midden jaren negentig (later dan in Amerika). Al kan de abortuseconoom Levitt dan weer tegenwerpen dat het verband tussen abortus en criminaliteit in Australië, Canada en Roemenië wel weer veel duidelijker is.
Het kan wellicht geen kwaad om te onthouden dat de ene verklaring de andere niet uitsluit. Zo becijfert Reyes dat iets minder dan een derde van de afname van de gewelddadige criminaliteit in Amerika in de jaren negentig valt toe te schrijven aan de legalisering van abortus, terwijl de verminderde blootstelling aan lood volgens haar goed is voor iets meer dan de helft van de daling.
Als de berekeningen van Reyes kloppen, is het in politieke discussies over het terugdringen van criminaliteit decennialang gegaan over maatregelen die nauwelijks gewicht in de schaal leggen. Wie zich zorgen maakt om misdaad, heeft meer aan vrouwenrechten en schone lucht dan aan extra agenten en strengere straffen.