Jonge mensen zijn financieel de klos, doen het slechter op de woningmarkt, werken steeds vaker in onzekere banen en zien hun inkomsten dalen
Half juli staat een bijeenkomst gepland in het Amsterdamse debatcentrum Pakhuis de Zwijger. Helemaal in het teken van de positie van millennials, zeg maar iedereen die grofweg is geboren tussen 1985 en 2000. Ik twijfelde eerst om aan deze avond een bijdrage te leveren, want de Nederlandse economie staat er goed voor en de kansen voor jonge mensen liggen voor het oprapen. Dit stereotype beeld lijkt echter ver van de werkelijkheid te staan.
Waar gaat het debat over? Generatiedenken is hartstikke ‘modern’. Er zijn meters aan analyses en beschouwingen te vinden waarin opiniemakers en wetenschappers laten zien dat generaties wezenlijk van elkaar verschillen, of juist niet. Ik moet eerlijk bekennen dat het met die verschillen tussen generaties vaak ook wel meevalt. Iedereen vindt dat zij/hij behoort tot een bepaalde generatie en beschouwt het eigen geboortecohort net wat anders dan eerdere jaargangen. Maar wanneer vervolgens wordt gekeken naar specifieke houdingen en gedrag lijkt iedere generatie maar mondjesmaat te verschillen van eerdere leeftijdgenoten. Toch is er de hardnekkige beeldvorming dat de millennial er slecht voorstaat en wel degelijk ‘screwed’ is.
Hoe staan we ervoor? Zijn verschillen tussen generaties echt zo groot? De simpele reflectie dat eerdere generaties het ook zwaar hadden en de jongeren van nu domweg te gevoelig zijn, lijkt me een wereldvreemde constatering. Een van mijn favoriete auteurs, de Amerikaan Bret Easton Ellis, noemt ze in zijn nieuwe boek zelfs de ‘generation wuss’.
Laten we vooral openstaan voor een objectieve stand van zaken: jonge mensen zijn financieel de klos, doen het slechter op de woningmarkt, werken steeds vaker in onzekere banen en zien hun inkomsten dalen. Mede onder invloed van invoering van het sociaal leenstelsel bedraagt de studieschuld in Nederland inmiddels ruim 11 miljard euro. Het eigenwoningbezit daalt door stijgende prijzen en aangescherpte leennormen met name onder 35-minners. En –naast studenten met een flexibele bijbaan – stijgt het aandeel flexibele werknemers met name in de leeftijdsgroep tussen 25 en 45 jaar van circa 10% naar 19% in de periode 2003-2018.
Voor het eerst na de Tweede Wereldoorlog is er een generatie dertigers die minder verdient dan hun ouders, zo becijferden onderzoekers van de Universiteit Tilburg en het ministerie van SZW vorig jaar!
Hoezo niets aan de hand? In die zin komt er een hoop op jonge mensen af en begrijp ik die stijging in burnout wel, die wederom –en dus niet verwonderlijk- vooral bij de 35-minners zichtbaar is.
Wat nu? Nu we weten hoe het zit moeten we ons de vraag stellen: hoe nu verder? De wereld veranderen kunnen we in ieder geval niet zonder elkaar. De Nationale Jeugdraad pleitte een aantal jaren geleden al voor een minister voor Jongerenzaken. De problemen zijn ernaar.
En de trend in studieschulden laat zien dat politiek-Den Haag zich de vraag moet stellen of het sociaal leenstelsel wel zo’n goede vondst is. Opvallend hierbij is dat mensen die roepen dat een lening vooral ‘een investering in jezelf is’ zelf baat hadden bij studiefinanciering in de vorm van een basisbeurs.
Als ik kijk naar de situatie op de arbeidsmarkt lijken de plannen van minister Koolmees me helemaal zo gek nog niet om via hogere WW-premies flexibele arbeid zwaarder te gaan belasten. Het is alleen de vraag of dit voldoende is, omdat werkgevers inmiddels ook sociaal-cultureel ‘verslaafd’ zijn geraakt aan het gebruik van tijdelijke contracten. Kortom, misschien is het beste medicijnnog wel: kom massaal in actie!