Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Mijn neef was marinier

  •  
19-07-2024
  •  
leestijd 5 minuten
  •  
1684 keer bekeken
  •  
ANP-357827103

Nico schrijft een serie over oorlog. Dit is deel 15.

Ik ben geboren en getogen in Amersfoort. Dat was een echte garnizoensstad met drie grote kazernes, uitgestrekte oefenterreinen en een tankwerkplaats. Mijn ouders stemden bij de verkiezingen meestal op de PvdA en een enkele keer op de pacifistische PSP, uit angst voor wat de Amerikanen in het kader van de wapenwedloop op de vliegbasis Soesterberg uitspookten. In een selectiecentrum bij de Leusderheide werd ik als dienstplichtige goedgekeurd voor de marine, maar ik koos voor de dienstweigering. Mijn tweelingbroer ging wel in dienst, maar weigerde achteraf. En mijn jongste broer werd marinier. Daar was mijn vader veel trotser op dan op mijn afkeer van het militairisme.

Vorige week zocht ik de zoon van mijn jongste broer, Daan, op voor een goed gesprek. Als dienstplichtige, waar Daan verscheen met hanekam en kettingen, werd hij afgekeurd, maar later trad hij als beroepsmilitair tot het leger toe.

Waarom ben je marinier geworden?

 “Dat mijn vader marinier was geweest speelde wel een rol, maar belangrijker was dat mijn leven toen ik in een kraakpand zat flink dreigde te ontsporen en toen dacht ik dat de krijgsmacht daarvoor wel eens een oplossing zou kunnen zijn. Toen liet ik mij keuren voor de landmacht en toen zei mijn vader: ‘Als je wat wordt, dan word je marinier of commando.’ Ik wist niet wat marinier en commando inhielden, maar het was toen wel ‘the way to go.’ Ik geloofde nogal in bepaalde idealen en ik dacht toen dat de kraakwereld meer in zijn idealen zat dan in de coffeeshop. Op een gegeven moment zag ik dat een vriend die ook in het kraakpand zat bij de landmacht was beland en dat dat hem goed deed. Het was ook de tijd waarin Defensie actief aan vredesmissies deelnam. Toen ben ik als het ware die kant op gerommeld en had het gevoel toch iets met mijn idealen te kunnen doen.”

Eigenlijk zag je die keuze in je twijfel tussen extremen als een soort therapie voor hoe je je toen gedroeg.

“Ja, daar kwam het wel op neer. Een soort houvast aan meer structuur.”

Hoe verliep je carrière als marinier?

“Ik heb altijd de drive gehad om het hoogst haalbare te bereiken. Ik begon als communicatiespecialist. Uiteindelijk ben ik bij MARSOF geëindigd als kikvorsman. Dat is een eenheid die speciale operaties uitvoert. En vanuit daar ben ik gaan doen wat ik echt leuk vind. Namelijk: het bespreekbaar maken van je militaire leven.

Ik ben gedurende vijfentwintig jaar zo’n beetje over de hele wereld actief geweest. Afghanistan, Afrika, de Antillen. Niet in Oost-Europa. Doordat ik opleidingen moest volgen heb ik twee heftige missies gemist. Daar baalde ik toen van, maar achteraf ben ik daar alleen maar blij om. Het heftigste dat ik heb meegemaakt was Afghanistan. Een opbouwmissie in het noorden. Uruzgan was meer volle bak oorlog.”

Heb je in jouw tijd als marinier wel eens iemand moeten doden?

“Nee, gelukkig niet. Ik heb wel ID-strikes meegemaakt. Dat waren aanslagen op voertuigen met bermbommen. We hebben nachtenlang in dorpjes tijdens ‘knock talk search’-operaties, waarbij we deuren in trapten, gezocht naar belangrijke Taliban-leiders. Er werd met raketten op ons kamp geschoten. Dat soort dingen. Ik heb wel een keer per ongeluk een vrouw doodgereden.”

Zijn er wel als gevolg van acties waarbij jij betrokken was mensen omgekomen?

“O, zeker.”

Waar was jij sterk in?

“Mijzelf uitschakelen en gaan. Daar zit weinig emotie in. Dit is wat we moeten doen en dat gaan we doen.”

Heb jij zelf trauma’s aan je tijd als marinier overgehouden?

“Nee. Ik denk dat ik in het verleden al heb geleerd mij aan situaties aan te passen en dat dat als militair goed van pas kwam. Ik leef steeds in het hier en nu. ADHD-achtige taferelen. Het kan ook zijn, als ik naar onze familie kijk, dat een zeker gebrek aan empathie daarin meespeelt. En ik ben steeds meer bezig om te reflecteren op wat ik gedaan heb.”

Wat doe je nu?

“Ik werk als burger voor het ministerie van Defensie en ben hoofd Bureau collegiale zorg. Wij leiden collega’s op in het opvangen van elkaar na het oplopen van traumatische ervaringen. Ik studeer nu social work en hoop daarna een master humanistiek te volgen.”

Hoe kijk je erop terug?

“Iemand schetste pas een beeld, waarin ik mij herken. Hij zei: ‘We hebben een mal uitgezaagd. Dat is de marinier. En we zijn gaan drukken totdat iemand er door past. Als  ik dat op mijzelf betrek en aan mijn inzet voor MARSOF terugdenk, dan constateer ik dat de mal steeds kleiner werd en er steeds minder doorheen paste. En toch denk ik dat ik in een imaginair volgend leven opnieuw marinier zou willen worden. Omdat het past bij mijn persoonlijkheid. Maar ik weet niet of ik dan weer bij zo’n speciale eenheid zou willen zitten, want met zo’n wedstrijd ver pissen zou het toch een keer afgelopen moeten zijn. Verder vind ik het best bijzonder dat ik, na vijfentwintig jaar niet op school te hebben gezeten, nu weer studeer.”

Wat vind je van het buitenlandbeleid van onze regering? Ben je het eens met de steun voor Oekraïne?

“Ik vind het heel lastig. Ik weet niet of ik de Oekraïners zo’n fantastisch volk vind. De rol van de Oekraïners in de Tweede Wereldoorlog was ook vrij dubieus en dat bleef daarna zo. Wat we daar nu aan het doen zijn is het creëren van een buffer en we hebben niet de ballen om daar zelf op te treden. Dat we er verstandig aan doen om Poetin een halt toe te roepen, is buiten kijf. Maar ik weet niet of we deze oorlog op de goede manier aanpakken. Wat betreft Afghanistan: Ik weet nog goed dat ik me toen ik daarheen ging afvroeg: Waarom gaan we in Godsnaam andermans oorlog vechten? Als je je medewerking toezegt, dan had je er moeten blijven. Maar we hebben de stekker eruit getrokken en een teringzooi achtergelaten. Mijn eerste missie in Ethiopië was the same shit. Dat zie je bij veel vredesmissies. Dat het toch weer oplaait als je er vertrokken bent. De vraag is in hoeverre het Westerse arrogantie is die we regelmatig ten toon spreiden.”

Je weet dat ik heel anders over de thema’s oorlog en vrede denk. Maar denk je dat het überhaupt mogelijk is om onschuldige burgers, zoals vrouwen en kinderen, in oorlogssituaties te ontzien?

“Nee, dat denk ik niet. Ik zou het wel willen en denk er veel over na. Zo ook over de klimaatproblematiek. Hoe kan het dat je maar doorrent richting de afgrond? Ik snap het niet.”

Volgende keer: de Orban-factor.

Meer over:

opinie, oorlog
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.