Migratie, het vrijwillig tijdelijk of langdurig verhuizen naar een ander land, moet goed onderscheiden worden van asiel, dat kan worden aangevraagd door vluchtelingen die ernstig worden bedreigd. Er zijn heel veel migranten in ons land, zo’n 2,8 miljoen, en er zijn zo’n kwart miljoen asielzoekenden, nog geen 10% van het aantal migranten.
Als we het probleem van asielzoekenden willen oplossen moeten snelle maar rechtvaardige procedures in gang worden gezet, waarbij echte bedreigden kunnen worden onderscheiden van zogenaamde gelukszoekers (50%). Daardoor kan op korte termijn worden beslist wie het land moet verlaten, en degenen die kunnen blijven kunnen hier eerder integreren en ingeschakeld worden in het arbeidsproces. Dan hoeven we ook niet rond te bazuinen dat er sprake is van een crisis en de huidige huisvestings- en plaatsingsproblemen kunnen voortvarend worden aangepakt.
Het probleem van de migratie wordt door een aantal politieke partijen voortdurend voor het voetlicht gebracht; men vindt dat ons land al vol is, en dat we cultuurvreemde elementen moeten weren. Maar migranten worden grotendeels hierheen gehaald omdat er in ons land vraag is naar werk. Het aantal arbeidsmigranten bedraagt bijna 1 miljoen. Maar waar komt de vraag naar arbeidsmigranten vandaan?
De meeste arbeidsmigranten zijn werkzaam in de sector logistiek, vervolgens de tuinbouw en dan de voedingsindustrie. Arbeidsmigranten van buiten de EU (minder dan 100.000) zijn vaak kennismigrant. Voor deze groep worden vaak speciale voorzieningen gerealiseerd, zoals woningen, Engelstalige scholen en verenigingen, en goede secondaire arbeidsvoorwaarden, Nederland verengelst zo. De vraag is in hoeverre het noodzakelijk is dat kennismigranten naar Nederland worden gehaald. Volgens veel kennisinstituten en hoogwaardige industrieën kan het niet anders omdat er in ons land in een aantal sectoren te weinig hoog opgeleiden zijn. Blijkbaar willen we onze concurrentiepositie op het terrein van Research en Development in Nederland handhaven, maar we moeten zeker stimuleren dat bepaalde universitaire studies meer door de Nederlandse jeugd worden gevolgd.
Het overgrote deel van de arbeidsmigranten is werkzaam in lage loon-sectoren waar zwaar of vuil laaggeschoold werk wordt verricht. De vraag is of dit werk niet ook door Nederlanders kan worden gedaan. Waarschijnlijk kan dat voor een deel beslist wel, maar dan moet ook loon naar werken worden gegeven. De geschiedenis wijst uit dat er altijd wel behoefte is aan arbeidskrachten uit andere landen, die tegen lage lonen zwaar of riskant werk willen verrichten. In sectoren zoals land- en tuinbouw, vleesverwerkende industrie, grond- weg- en waterbouw haalt men vaak werkkracht uit het buitenland. Vaak werken en leven deze mensen in slechte omstandigheden en er is regelmatig sprake van uitbuiting en zelfs bedreiging, integratie is iets waar werkgevers zich helemaal niet druk maken.
Maar vanwege de bescherming die Nederland het bedrijfsleven biedt wordt er niet of nauwelijks proactief opgetreden. Ook de inspectie neemt een afwachtende houding aan. Zo lang dat het geval is wordt het moeilijk om Nederlanders in te zetten voor werk dat niet aantrekkelijk is, slecht betaalt, ongezond is en een lage status heeft. Misschien kunnen Nederlanders toch beter praten dan met de handen werken!?