De partij zou volgens de polls nog maar zo’n 20 zetels of zelfs minder overhouden als er nu verkiezingen waren
De grootste verrassing van de verkiezingen van 17 maart was ongetwijfeld D66. De partij scoorde 24 zetels, een winst van 5. Ze evenaarde daarmee haar record uit 1994, dat behaald werd onder leiding van oprichter en boegbeeld Hans van Mierlo. Het meest opmerkelijke aan het recente succes was dat niemand het kort voordien had zien aankomen. Begin dit jaar stond D66 nog op een fors verlies in de opiniepeilingen. Het zou 5, misschien wel nog meer zetels kwíjtraken, voorspelden de professionele koffiedikkijkers. Zij wisten zich geruggesteund door de partijgeschiedenis.
Regeringsdeelname leidde bij D66 vrijwel steeds tot een stevige achteruitgang bij de verkiezingen. Dat dat deze keer niet gebeurde, was vooral, zo niet uitsluitend, te danken aan Sigrid Kaag. Deze toenmalige minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking opereerde als lijsttrekker zo sterk dat ze heel wat stemmen wist te veroveren die anders naar PvdA of GroenLinks zouden zijn gegaan. Kaag beloofde ‘nieuw leiderschap’. Onder haar aanvoering zou het afgelopen zijn met de besluitvorming in achterkamertjes en het duistere handjeklap die de kabinetten van VVD’er Mark Rutte zo hadden gekenmerkt. ‘Na tien jaar van politiek management dat zich nooit los kon maken van de waan van de dag is het tijd om te werken aan een nieuwe horizon,’ hield ze het electoraat voor.
Heeft Kaag haar grote woorden weten waar te maken? Kort na de verkiezingen nam ze nog meer afstand van Rutte. Toen die in het beruchte ‘Omtzigt, functie elders’-debat een motie van afkeuring aan zijn broek kreeg (en ook bijna een motie van wantrouwen), bleef hij gewoon zitten. Kaag, zo onderstreepte ze onmiddellijk, zou dat nooit gedaan hebben. ‘Maar ik ben een ander mens,’ voegde ze er ietwat sardonisch aan toe.
Niettemin bleef Kaag met Rutte onderhandelen over een nieuw kabinet. Ze zette alles op alles om PvdA en GroenLinks bij de formatie te betrekken en weigerde verder te regeren met de orthodoxe ChristenUnie. Maar afscheid nemen van de premier deed ze niet. Ook niet toen hij en CDA-leider Wopke Hoekstra categorisch weigerden met de twee linkse partijen in zee te gaan. Nadat die definitief hadden afgehaakt, meldde Kaag zich in het voorbije weekend bij informateur Johan Remkes om te beraadslagen over de vorming van een minderheidskabinet met VVD en CDA. Dat kabinet is er nog niet, en Kaag stelt zich zeker niet soepel op, maar ze sluit de totstandkoming van een minderheidscoalitie ook niet uit.
Wel heeft ze zich de laatste weken tot tweemaal toe gekwalificeerd als ‘ander mens’. De eerste keer was tijdens haar H.J. Schoolezing, waarin ze (zonder Rutte met name te noemen) afgaf op politieke bestuurders die ‘spelletjes spelen’ en zich overgeven aan ‘Haags gedoe’. En de tweede keer gebeurde het toen ze als minister van Buitenlandse Zaken (wat ze inmiddels was geworden) aftrad nadat de Kamer een motie van afkeuring tegen haar had aangenomen in het Afghanistandebat. Kaag deed dus wat Rutte een paar maanden geleden achterwege liet. Ze bewees daarmee haar morele superioriteit. Toch?
Blijkbaar niet in de ogen van de kiezers. De electorale steun voor D66 zakt weg, althans volgens de opiniepeilers. De partij zou volgens de polls nog maar zo’n 20 zetels of zelfs minder overhouden als er nu verkiezingen waren. De toon van Kaag wordt blijkbaar minder vertrouwd dan op 17 maart.
Gelukkig voor de Democraten zijn er nu geen verkiezingen. En die zullen er als het aan Kaag ligt (en trouwens ook aan Rutte of Hoekstra) wel niet komen. Geen van drieën heeft daar belang bij. Dus Rutte IV zal ooit wel een keer op het bordes verschijnen, met een flink aantal D66-bewindslieden. Of niet? Met Kaag weet je het nooit. Ze is, hoe je het ook wendt of keert, een ander mens.