Het beleid is te weinig gebaseerd op een realistisch mensbeeld.
Het besteedbaar inkomen van veel mensen moet fors omhoog, soms wel met een paar honderd euro per maand.
Hervormingen van de verzorgingsstaat gingen de afgelopen decennia vaak gepaard met bezuinigingen.
Er is sprake van een valse overtuiging dat iedereen kan werken en in staat is om (economische) verantwoordelijkheid te nemen (en betaald werk te verrichten).
De sociale zekerheid moet voorspelbaar en toegankelijker worden en meer uitgaan van vertrouwen in mensen.
Te vaak wordt armoedestijging bestreden met kortetermijnmaatregelen.
Bovenstaande conclusies van de Commissie Sociaal Minimum na onderzoek ingesteld door demissionair minister Schouten zijn te lezen in het rapport, waarvan het 2e deel afgelopen week naar buiten kwam. Deze harde conclusies zijn in mijn ogen het gevolg van ons leidend narratief, het verhaal dat met zijn impliciete uitgangspunten het systeem vormt dat onze samenleving verbindt en richting geeft. In mijn visie is dat een combinatie van neoliberale en materialistische waarden. Ik kom hier telkens op terug, want zonder dit onderliggende mee te nemen in onze analyse, komen we niet verder. Dan blijven we hangen in symptoombestrijding, zonder iets aan de oorzaak te doen.
Met materialistisch bedoel ik dan die wetenschappelijke en filosofische stroming die de werkelijkheid herleidt tot enkel materie. De werkelijkheid (inclusief de mens) is volgens het materialisme kwantitatief, mechanisch, gebaseerd op feiten en data (de werkelijkheid is te vangen in modellen, logaritmen, procedures en van daaruit te controleren). Hier sluit het kapitalisme naadloos op aan, want zo’n werkelijkheid drukt zich perfect uit in geld. De mens, maar ook de natuur heeft geen intrinsieke waarde, maar verkrijgt deze op de financiële markt. In die zin klopt het en is het geoorloofd dat het systeem zowel de mens als natuur als een gebruiksvoorwerp beschouwt.
Dit is de moraal van ons systeem en dan is het niet gek dat naast het ontstaan van een klimaatcrisis, mensen aan de onderkant van onze samenleving in grote problemen komen. Zij hebben namelijk in de ogen van ons systeem geen waarde (zoals natuur dat dus ook niet heeft). Zij werken niet, leveren de economie niets op, kosten de economie alleen maar geld. Dat zeggen we natuurlijk niet hardop, behalve natuurlijk die VVD’er die vergeten was zijn microfoon uit te zetten en mensen met een bijstandsuitkering kakkerlakken noemde. We kunnen ze niet vertrappen, dus laten we ze nog net in leven.
Dat is precies wat je leest als je de conclusies ziet in het rapport van de Commissie Sociaal Minimum; mensen met een uitkering blijven nog net in leven. Het is al erg dat het zo is, maar nog erger is dat hier zich bijna niemand voor schaamt. Dat komt omdat ons systeem zoals ik dat eerder beschreef deze houding rechtvaardigt en beleid vormgeeft gebaseerd op rationele en onpersoonlijke modellen. Waarbij niemand zich verantwoordelijk voelt en zich de onrechtvaardigheid die het veroorzaakt niet persoonlijk aantrekt. Het wordt zelfs gebagatelliseerd. Wederom de VVD die in een eerder verkiezingsprogramma stelde dat ‘een uitkering een lekkere hangmat is’.
Het is veelzeggend dat diezelfde VVD in de huidige peilingen voor de aanstaande Tweede Kamerverkiezingen wederom de grootste partij dreigt te worden. Dat wil dus zeggen dat heel veel mensen bovenstaande moraal met ernstige gevolgen voor een hele grote groep mensen, prima vindt. Dat biedt weinig hoop voor de toekomst. Uitkeringsgerechtigden vertegenwoordigen democratisch gezien weinig macht. De meerderheid die werkt, is zelf bang hun positie of status te verliezen, dus stemt vanuit het behoud van de eigen situatie. En niet vanuit compassie met minderbedeelden of vanuit het gevoel dat het systeem mensen niet rechtvaardig behandelt. Zo ontstaat de realiteit dat ons democratisch systeem in combinatie met ons huidige materialistische en kapitalistisch narratief deze onmenselijke situatie pijnlijk in stand houdt. Alle onderzoeken met confronterende conclusies ten spijt.
In mijn werk als zelfstandig Maatschappelijk Werker zet ik me in voor met name mensen met een bijstandsuitkering in Tilburg. We hadden bijvoorbeeld eind vorige eeuw een groep geformeerd met vrijwilligers die meegingen met mensen die een gesprek moesten voeren met de casemanager (toepasselijke naam) van Sociale Zaken als een soort van buddy. Dit was nodig omdat de bejegening van deze uitkeringsgerechtigden soms zeer onvriendelijk was. Precies zoals een manager omgaat met mensen, als een nummer, waarbij een doel gehaald diende te worden, namelijk zo snel mogelijk uit de uitkering. Deze onpersoonlijke houding vanuit wantrouwen leidde in Tilburg tot grote agressie van sommige uitkeringsgerechtigden. Hierdoor moesten er glazen wanden in de hokjes worden geplaatst waar de gesprekken plaats vonden als bescherming van de casemanagers. De uitkeringsgerechtigden waren het probleem, niet het beleid dat door de gemeente werd gevoerd.
De vaak strenge houding van de gemeente naar mensen met bijstandsuitkering werd gerechtvaardigd door de fraudegevallen die net als in vele gemeentes ook in Tilburg werd geconstateerd. Dit ging zoals eigenlijk altijd om een laag percentage, maar het beleid dat werd ingezet, richtte zich op alle uitkeringsgerechtigden in plaats alleen op degenen die fraudeerden. Alle uitkeringsgerechtigden waren in potentie crimineel en profiteurs. Een beeld dat over het algemeen nog steeds dominant is, maar in werkelijkheid totale onzin is. Zie ook hier de gelijkenis met de Toeslagenaffaire.
Ik vind het belangrijk om me te richten op de mens achter de uitkeringsgerechtigde. De mens met een intrinsieke waarde, met een talent, met kwaliteiten, die een bijdrage kan leveren aan de samenleving, ook al is dat misschien niet via een betaalde baan. Met stichting Met hart en ziel gaf ik gedurende een aantal jaren allerlei activiteiten vorm door en voor mensen met een bijstandsuitkering. Nog steeds probeer ik voor mensen voorwaarden te scheppen zodat zij zich gezien voelen en hun leven en talent vorm kunnen geven. Juist voor mensen zonder betaald werk, dat zij ervaren dat hun leven zin en betekenis heeft.
Momenteel met name vanuit de WMO, waarbij in Tilburg nu een grote hervorming gaande is. Waarbij ik helaas moet constateren dat ook hier het uit onderzoek gebleken misbruik door een aantal zorginstellingen, nu leidt tot een beleid, waarbij geld (bezuiniging) en controle centraal staan en niet de klant. Waar eerst een samenwerking werd aangegaan tussen 3 partijen; hulpvrager, zorgaanbieder en gemeente, heeft de gemeente nu alle macht naar zich toe getrokken. Klanten en uitvoerders, zoals ikzelf, worden ook hier weer vanuit wantrouwen benadert, als potentiële profiteurs. De zorgverlener wordt geweerd uit het zogenaamde keukentafelgesprek, want wordt gezien als belanghebbende. De klant heeft weinig tot geen keuze meer voor welke zorgaanbieder hij of zij kan kiezen. Het lijkt alsof we helemaal niets leren van de eerdergenoemde Toeslagenaffaire, waar al deze mechanismen duidelijk naar boven kwamen en uiteindelijk voor de burgers negatief uitpakten.
In mijn visie zijn een aantal oplossingen belangrijk om structureel iets te doen aan bestaanszekerheid van mensen, met name aan de onderkant van de samenleving. Ik som ze hierop, waarbij korte- en lange termijn maatregelen door elkaar lopen.
De crisis rond de bestaanszekerheid van grote groepen mensen, waaronder uitkeringsgerechtigden, is in mijn visie een symptoom van een vastlopend narratief, dat om een structurele hervorming vraagt. Ook hier weer de vraag; willen we collectief dit signaal oppakken of blijven we hardnekkig vasthouden aan het dominante systeem, dat op vele gebieden grote maatschappelijke problemen veroorzaakt en blijven we dus ook op het gebied van de bestaanszekerheid pleisters plakken, zoals de Commissie Sociaal Minimum constateert en waar zij voor waarschuwt.