Vroeger keek ik naar nazi-films om te weten wat er ooit is gebeurd, nu kijk ik naar nazi-films om te weten wat er weer kan gebeuren. Dat besefte ik weer eens toen ik The Zone of Interest zag, een alom bejubelde film over het gezinsleven van Rudolf Höss, commandant van het vernietigingskamp Auschwitz.
De film, die deze week in première ging, is zo gemaakt dat het voelt alsof je ooggetuige bent van het alledaagse leven van het gezin. Om dat op te roepen installeerde de regisseur vaste camera’s in het woonhuis van de kampcommandant, alsof het een soort Big Brother huis is. De acteurs, waaronder de opnieuw weergaloze Sandra Hüller, vervulden hun rollen grotendeels zonder dat er een crew in de buurt was. Het zijn niet echt scènes waar je naar kijkt, meer registraties. In historische films willen de rekwisieten nogal eens duidelijk oud zijn, in The Zone of Interest is alles splinternieuw. De verf op de muren is bij wijze van spreken nog nat. Door die aanpak voelt wat je ziet fris, alsof het echt nu is.
Nou ja fris, de woning staat direct naast het vernietigingskamp, achter een hoge muur. Je hoort de geluiden, schreeuwende gevangenen, schoten van executies. In de lucht dwarrelen steeds zwarte rookpluimen van de crematoria waarin de lichamen van joden en andere slachtoffers de hele dag door worden verbrand. Je krijgt het geweld overigens nooit direct te zien en er wordt amper over gesproken maar het is iedere seconde aanwezig.
De film toont een vrijwel normaal, alledaags leven. Tuinieren, spelen, zwemmen. Daar gaat het natuurlijk ook om. Aan niets kun je zien dat de nazi’s monsters zijn. Dat achterhaal je slechts terloops. Het huispersoneel is wel erg op de hoede, bijvoorbeeld. De vrouw des huizes is in haar nopjes met een bontjas die is afgepakt van een slachtoffer. Komt uit Canada, zegt ze trots tegen vriendinnen. Na het zien van de film kwam ik er achter dat Kanada de naam was van de loods waar de eigendommen van de vergaste gevangenen werden opgeslagen.
De film zit vol met geschiedenis die niet nader toegelicht wordt. Zo zie je een meisje ‘s nachts voedsel verstoppen voor de gevangenen op plekken buiten het kamp waar ze dwangarbeid moesten uitvoeren. Dat meisje heeft echt bestaan, haar fiets en kleding zijn zelfs authentiek. Regisseur Jonathan Glazer heeft haar ter voorbereiding geïnterviewd toen ze 90 jaar oud was. Ze maakte deel uit van een Poolse verzetsgroep die voor een groot deel uit kinderen bestond.
De film gaat verder niet over heldhaftigheid of verzet. Je ziet het gezin en andere nazi’s een leven van ambtenaren leven, wat ze natuurlijk ook waren. Dat is het griezelige aan de nazi’s en andere oorlogsmisdadigers. Het zijn gewone mensen. Als de omstandigheden er niet zouden zijn geweest waarin ze hun gruweldaden konden begaan, waren ze niet eens opgevallen.
Zijn het van nature monsters? Of zijn het monsters geworden? Het antwoord op de laatste vraag is in ieder geval ja. Het eerste weet ik niet. Mijn moeder had een broer waar ze dol op was. “Zo’n lieve jongen”, zei ze. Hij liep hij weg van huis en werd geronseld door de Waffen-SS, vertrok naar het Oostfront en is in 1943 op 22-jarige leeftijd gesneuveld in de oorlog tegen het Rode Leger. Ik las ooit brieven van hem waarin hij als conservatief katholiek opgaf over de strijd tegen het atheïstische bolsjewisme. Mijn moeder kon het niet geloven maar misschien was hij ook in een monster veranderd. Het griezelige aan de nazi’s is dat het gewone burgers waren die door de haatzaaiers van de partij in beesten veranderden.
Ons is de afgelopen decennia wijsgemaakt dat we allemaal individualisten zijn en alleen zelf verantwoordelijk voor onze daden. Dat er gevaarlijke systemen zijn die mensen veranderen zonder dat ze er erg in hebben, werd uit ideologische motieven weggeredeneerd. Extreemrechts werd gereduceerd tot wat ‘kaalkopjes’ en ‘puntmutsen’, veelal door populistische types die weigerden het reëele maatschappelijk gevaar van hun eigen denkbeelden te zien. Het is een houding die de heropleving van extreemrechts in grote delen van de wereld mogelijk maakte.
Dat monsterachtige is overigens niet voorbehouden aan extreemrechts. Ieder extremisme is in staat mensen te veranderen in beesten. Zie de extremisten in Israël, of de extremistische islamisten, of het kolonialisme, of het stalinisme. Alleen daarom al moet je extremisme bestrijden, het leidt altijd tot ellende.
Maar de nazi’s waren in monsterachtigheid wel uitzonderlijk. Wreedheden worden veelal begaan in oorlogssituaties waarin er sprake is van vijandelijkheden. De nazi’s maakten er een industrieel proces van. Ze bouwden fabrieken om weerloze mensen te vermoorden, compleet met productieplanning en managers. Daarom zijn ze met niemand te vergelijken, er heeft nooit een wreder systeem bestaan en hopelijk blijft dat zo.
Zo’n systeem, waarin mensen worden gereduceerd tot dingen, mag nooit meer ontstaan. In Duitsland weten ze dat, daar gaan al wekenlang honderduizenden de straat op om te protesteren tegen de extreemrechtse AfD nadat is ontdekt dat die partij ‘minder, minder’-plannen heeft. De demonstranten willen voorkomen dat andere partijen, net als voor de oorlog, met de extremisten in zee gaan. Ik moest ook denken aan de legendarische verzetsstrijdster en dus ervaringsdeskundige Hannie van Leeuwen, voorvrouw van het CDA, die op het partijcongres van 2010 met een beroep op haar gevallen kameraden de partij smeekte af te zien van een gedoogcoalitie met de PVV. Dat was niet overdreven. Vijf jaar later verscheen de scherpe comedy Er Ist Wieder Da, over de terugkeer van Hitler met aan het eind een glansrol voor Wilders. Duitsers weten waar ze over praten.
Het zou daarom geen gek idee zijn als de politieke leiders Yesilgöz, Van der Plas en zelfs Omtzigt gezamenlijk naar The Zone of Interest kijken voordat ze verder gaan met hun pogingen een regering te vormen. Wie weet brengt het de drie dichter bij elkaar en ook weer op het rechte pad. Zo niet, dan wordt het tijd ook hier de straat op te gaan.