Als een boerin met kiespijn verklaarde Caroline van der Plas vorige week dat haar achterban door een zure appel heen moet bijten nadat landbouwminister en partijgenote Femke Wiersma maatregelen aankondigde die wel moeten leiden tot een krimp van de veestapel. Als Wiersma's plannen doorgaan zullen echter nog veel meer zure appels volgen.
Het hoge woord is eruit. Vorige week moest de minister toegeven dat het voorstel van haar voorganger Adema, om dierrechten af te romen en veehouders uit te kopen, zo gek nog niet was. Een stevige verkleining van de veestapel, om de mestproductie te verminderen, is immers niet te vermijden. In een Kamerbrief, die maar liefst 14 pagina's telt, probeert de minister echter eerst, 10 pagina's lang, haar gezicht te redden met vage beloften voor de achterban.
Vage beloften
In fraaie ambtelijke taal heet het dat de regering 'primair inzet op vergroting van de plaatsingsruimte'. Met andere woorden: we produceren niet te veel poep, maar weten alleen niet waar we het moeten laten. En ook: de regering gaat ervoor zorgen dat de veehouderij in Nederland zoveel mogelijk poep kan blijven produceren. De plannen, of misschien beter, ideeën hoe die poep dan weer kwijt te raken, roepen echter vooral twijfel en verwondering op.
Gelukkig zijn de onzinnige plannen die BBB dit voorjaar presenteerde om de overtollige mest tijdelijk bij gestopte boeren, in havens of in 'oprolbare en verplaatsbare zakken' op te slaan, niet overgenomen in het kabinetsplan, maar wat te denken van het plan om delen van het mestoverschot te verwerken in potgrond? Wat van het idee export van mest naar het buitenland te verhogen en de landbouwattachés op onze ambassades in te zetten als 'mestgezant'? Ik vermoed toch echt dat deze diplomaten bij hun beroepskeuze een andere invulling voor ogen stond. Een serieuzer punt is dat de minister toegeeft dat men in het buitenland niet op mest uit Nederland zit te wachten en we eerst uit moeten zoeken hoe het product aantrekkelijk gemaakt kan worden voor importerende landen.
Wissel op toekomst
Ook voor alle andere plannen geldt dat er een stevige wissel wordt getrokken op de toekomst. Zo duikt de onvermijdelijke roep om zogenaamde 'innovatie' weer op, terwijl bekend is dat veel van deze technische ingrepen om de stikstof- en CO2-uitstoot van de stallen te beperken in de praktijk niet of nauwelijks werken. Ook voor de uitbreiding van mestverwerking (potgrond!), is nog veel onderzoek nodig. De minister wil bovendien allerlei regels aanpassen of oprekken, zoals toestemming om meer mest dichter bij kwetsbare natuurgebieden te mogen uitrijden, waarvoor echter eerst toestemming van de EU nodig is. En als klap op de vuurpijl blijft de regering aansturen op verruiming van de Europese regels (Nitraatrichtlijn) en op een nieuwe uitzonderingspositie voor de Nederlandse boeren, terwijl vriend en vijand van het kabinet Schoof het er wel over eens zijn dat dit, juist als het om landbouw gaat, kansloos is.
Wanhoop nabij
Minister Wiersma moet wel de wanhoop nabij zijn geweest toen zij tot de conclusie kwam dat verkleining van de veestapel noodzakelijk is, maar let op: ook de afroming en uitkoopregeling die zij voorstaat zullen niet het snelle resultaat opleveren dat veel boeren nodig hebben om 2025 te overleven. De uitkoopregeling moet nog worden uitgewerkt en goedgekeurd door de EU en zal niet voor 2026 van kracht zijn.
Geen visie
De kamerbrief van minister over het mestbeleid mist elke visie op de toekomst van een levensvatbare veehouderij in Nederland. Dat is schrijnend, voor de boeren, de dieren en de natuur in ons land. Zelfs als de minister succesvol zou zijn, en de veestapel daadwerkelijk met 30% zou krimpen, komt er geen einde aan het dierenleed in de veehouderij. Dieren worden dan, meer nog dan nu, een onderdeel van megabedrijven die steeds groter worden om de voortdurende investeringen in technische lapmiddelen en industriële mestverwerkingsinstallaties te kunnen betalen. Wat dat betekent voor de natuur, de biodiversiteit en het platteland laat zich raden. En de boeren? Die krijgen niet de duidelijkheid waar ze zo naar hunkeren, maar wel de zekerheid nog meer afhankelijk te worden van de Rabobank en de big-agribedrijven die hen nu zo 'warmhartig' steunen.
In plaats van krampachtig vast te houden aan een vorm van veehouderij die inherent schadelijk is voor dieren, natuur, milieu en mensen zou de overheid er goed aan doen toe te geven dat er in ons land eenvoudig geen plaats meer is voor grootschalige, industriële veehouderij die vooral gericht is op export en alleen maar overleeft door subsidies en dankzij het feit dat de belastingbetaler opdraait voor schade aan natuur, milieu en gezondheid. Tenslotte zou het niet de eerste keer zijn dat een bedrijfstak uit ons land verdwijnt vanwege de schadelijke effecten of gebrek aan winstgevendheid. Hoe zat het ook alweer met het verdwijnen van de schoenproductie uit ons land, de sluiting van de mijnen of -recent nog- het stopzetten van de aardgaswinning in Groningen?
Zoete appels
In plaats van kiezen voor onvoorwaardelijke steun aan een achterhaald productiesysteem zou de regering beter een visie op een nieuwe vormen van landbouw, veehouderij en voedsel kunnen ontwikkelen en daar vol op inzetten. Ik denk dan aan een groene en gezonde leefomgeving, waarin alle dieren die we in Nederland houden naar buiten kunnen en hun natuurlijk gedrag kunnen vertonen. Zo'n veehouderij is veel kleiner, niet vervuilend en niet milieubelastend, eenvoudig omdat we niet meer dieren houden dan bodem en natuur kunnen verwerken. Ze produceert lokaal en ketens zijn kort. Boeren kunnen dan naast de zorg voor dieren en het telen van plantaardig voedsel, ook de natuur onderhouden en andere inkomsten aanboren. Al was het maar door rechtstreeks zoete onbespoten appels te verkopen aan dankbare burgers.