De krijgsmacht zal de vrijheid van de media niet actief willen aantasten. Toch zijn er een paar zaken die duidelijk maken dat het gevaar van beïnvloeding bestaat
De onlangs verschenen Nederlandse Defensie Doctrine (NDD) staat militair gezien aan de top van de documenten waaruit militairen voor hun taak putten en bepaalt welke doelen de Nederlandse krijgsmacht op hoofdlijnen moet dienen op land, zee, in de lucht, ruimte en cyberspace. De NAVO-doctrine ( NAVO Allied Joint Doctrine 01 ) is bepalend voor de Nederlandse doctrine. Daarmee wordt krachtig aangegeven hoe ingebed Nederland is in de militaire alliantie (die in de tekst veelal – misplaatst – onder één noemer wordt gebracht met VN en EU), maar er is niet mee gezegd dat Nederland de zeggenschap (p. 61) over inzet niet zelf in handen heeft: de grondwet bepaalt dat deze bij de regering ligt.
Machtsmiddel De Doctrine onderscheidt vier verschillende machtsmiddelen: a) diplomatiek, b) informatie, c) militair, en d) economisch. (p. 21) Informatie is een breed begrip dat loopt van geheim te houden informatie binnen de overheid tot informatie die wordt gegenereerd door massamedia (radio, televisie en internet) en de sociale media. (p. 22) Die massamedia krijgen redelijk veel aandacht in de Doctrine. Ze spelen dan ook een rol bij “het beïnvloeden van de publieke opinie en van de perceptie van andere actoren.”
Een niet onbelangrijk deel van het militair vermogen – “het in staat zijn militaire operaties uit te voeren met een optimaal samenhangend geheel van functionaliteiten en componenten” (p. 66) – is kortom de motivatie. Deze “is te beïnvloeden door externe factoren, zoals de publieke opinie. De overtuiging van de individuele militair dat het publiek de inzet in een conflict steunt, het doel en de uitvoering ervan als legitiem beschouwt, en ziet dat de militaire activiteiten materieel goed worden ondersteund, draagt in grote mate bij aan de gevechtsbereidheid. Media spelen hierbij een belangrijke rol.” (p. 67)
Maatschappelijke diversiteit Een krijgsmacht zou dus een steek laten vallen als ze daarom geen actieve mediastrategie zou hebben waarin ze die perceptie zelf probeert te beïnvloeden, de perceptie heeft immers een direct effect op het militair vermogen. De NDD stelt dan ook: “Het vereist tevens dat de krijgsmacht een gecoördineerde aanpak van operaties volgt die het publiek en de media erkennen als cruciaal voor het succes van operaties.” (p. 42) Mediabeleid is dus deel van de militaire activiteiten. Daarmee kom je wel op gevaarlijk terrein. De onafhankelijke en vrije media zijn niet alleen voor militairen van belang, ze zijn ook een essentieel onderdeel van een democratie.
De krijgsmacht zal de vrijheid van de media niet actief willen aantasten. Toch zijn er een paar zaken die duidelijk maken dat het gevaar van beïnvloeding bestaat.
Allereerst worden niet alle taken van de Krijgsmacht omarmt door de bevolking. In de NDD wordt onderkent dat de Nederlandse bevolking internationale vredeshandhavende en vredesondersteunende operaties goedkeurde, maar “tegen de deelname aan stabilisatie- en gevechtsoperaties van ad hoc coalities, zo wezen opiniepeilingen uit, bleek de Nederlandse bevolking de afgelopen decennia kritischer aan te kijken.” (p. 47) Het ontbreken van die steun kan de moreel van de militair aantasten.
Hoe een burger of militair naar de wereld kijkt is “gebaseerd op culturele, maatschappelijke en religieuze aspecten. De beïnvloeding van het wereldbeeld verandert de perceptie van een actor,” met andere woorden meningen zijn onder andere gestoeld op maatschappelijke oriëntaties.
Militair ingrijpen is een gevoelig onderwerp, waar het optreden van Defensie steun ontbeert als dit plaatsvindt buiten de Verenigde Naties om en in ad hoc coalities zoals bijvoorbeeld de International Security Assistance Force (ISAF). Informatie inzetten om een bijdrage aan een gunstige mening te leveren, ligt daarbij voor de hand. Die inzet kan zowel militairen, vijanden als publieke opinie gelden. De rol van de journalistiek is daarmee ook gevoelig voor beïnvloeding.
Pers onder hoede van Defensie Veel journalisten maken gebruik van embedded journalistiek, dat betekent ingebed in de militaire organisatie om daarmee hun veiligheid te vergroten. Zelfs al in de opleiding tot oorlogscorrespondent wordt studenten journalistiek geleerd dat dit van belang is en eigen initiatief gevaarlijk. Een ervaren journalist die onthullingen deed met betrekking tot de Nederlandse inzet in Afghanistan werd bij een instructie aan aspirant-journalisten weggezet als onverantwoordelijke waaghals, vertelde een deelnemer aan die cursus me. Maar die embedded journalistiek zet wel de deur wagenwijd open voor beïnvloeding.
Dat de krijgsmacht als bron van informatie zeer gevaarlijk kan zijn blijkt uit het verhaal over de massavernietigingswapens van Saddam Hoessein dat opperbevelhebber Colin Powell opdiste in de VN-Veiligheidsraad aan de vooravond van de oorlog tegen Irak. Zijn woorden werden gebruikt om het militaire optreden door te drukken. Optreden dat uiteindelijk leidde tot een oorlog met minstens 100.000 dodelijke slachtoffers. Bijna zeker is Powell door zijn eigen inlichtingendienst voorgelogen, er waren destijds in Irak geen massavernietigingswapens.
Ook de voorgaande Golfoorlog, die van 1990/1991, is een schoolvoorbeeld van gemanipuleerde beeldvorming : “De beelden van deze oorlog zoals die via vooral televisie werden verspreid, toonden een schone, met klinische precisie gevoerde oorlog die nog het meeste leek op een videospelletje. Dat de werkelijkheid anders was, werd ook de pers pas na afloop van operatie Desert Storm duidelijk,” schrijven wetenschappers na die oorlog.
Antwoord De krijgsmacht opereert vanuit het wezen van de organisatie, en verdedigt niet alleen Nederland maar ook de eigen belangen en haar visie op de rol van Nederland in de wereld. Het sturen met informatie zet de pers al aan de start op achterstand. Mede omdat krijgsmachten zich beroepen op geheime bronnen. Media zijn afhankelijk van de toegeschoven informatie en hulp en daarmee gevoelig voor beïnvloeding. Is daar wel voldoende aandacht voor in de journalistiek? De Doctrine verwoord dat Defensie informatie en de media inzet om de het militair vermogen van de Nederlandse strijdkrachten te vergroten. Welk antwoord formuleren media hier op?