Joodse Nederlanders worden door de overheid en politieke partijen buiten het debat over antisemitisme gehouden. Er moet eindelijk een eind komen aan die uitsluiting, schrijft Martijn de Rooi in een open brief aan premier Mark Rutte.
Geachte premier Rutte, beste Mark,
Als Joodse Nederlander vind ik het belangrijk betrokken te zijn bij het antisemitismebeleid. Op z’n allerminst wens ik de mogelijkheid te hebben mijn ervaringen met antisemitisme en mijn opvattingen over de bestrijding daarvan in Den Haag kenbaar te maken. Die mogelijkheid bestaat nog niet.
Nog altijd niet, moet ik zeggen. Het is de overheid al jaren bekend dat Joodse Nederlanders – ik ben lang niet de enige – het belangrijk vinden te worden gehoord over beleid dat hen specifiek aangaat. Dat is zelfs, menen zij, hun democratisch recht. Meer dan twee jaar geleden heb ik ook de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding in een gesprek op dit elementaire punt gewezen. Aan verbetering blijkt de overheid echter nog steeds niet te denken.
Afgelopen dinsdag 7 mei kondigde de rijksoverheid een overleg op 13 mei aan van u en de ministers Yesilgöz en Dijkgraaf met ‘een brede vertegenwoordiging van maatschappelijke organisaties over de bestrijding van antisemitisme’. Diezelfde dag gaf ook de Telegraaf met een uitgebreid artikel bekendheid aan dit ‘Catshuisoverleg’, waarvoor ook ‘Joodse vertegenwoordigers’ zouden worden uitgenodigd.
Op 8 mei nam ik, één van de Joodse medewerkers van The Rights Forum, contact op met het ministerie van Algemene Zaken, de organisator van de bijeenkomst, met het verzoek namens onze organisatie te mogen deelnemen. The Rights Forum is, deels tegen wil en dank, al jaren nauw bij het thema betrokken en beschikt over veel expertise. Met mijn vraag wist op het ministerie niemand zich raad (‘Catshuisoverleg? Deelnemen?’) en ik werd doorverbonden met de Rijksvoorlichtingsdienst. Die zou me na interne afstemming nog dezelfde dag terugbellen.
Dat is niet gebeurd. Op Hemelvaartsdag bleef het vanzelfsprekend ook stil. Op vrijdag 10 mei nam ik opnieuw contact op en wachtte vervolgens de hele dag vergeefs op bericht. Het is een weinig subtiele manier om kenbaar te maken dat mijn aanwezigheid op 13 mei niet gewenst was. Dat is voor mij althans de onontkoombare conclusie.
Ik ben me gaan realiseren dat een verzoek om mee te mogen praten de verkeerde vraag is. De vraag aan de rijksoverheid moet luiden: wat is erop tegen dat Joodse Nederlanders meepraten over antisemitisme? Waarom worden zij op het onfatsoenlijke af buiten het debat gehouden?
En niet alleen door de ministeries, ook door de Tweede Kamer. In april vorig jaar schreef ik samen met mijn Joodse collega’s een uitvoerig commentaar op de conceptnota over antisemitisme van de Kamerleden Ulysse Ellian (VVD) en Gert-Jan Segers (ChristenUnie, opgevolgd door Mirjam Bikker). Dat deden we omdat de nota naar onze smaak op veel punten ernstig tekortschiet, én omdat The Rights Forum daarin op leugenachtige gronden van antisemitisme wordt beschuldigd. Het commentaar boden we de auteurs en de verantwoordelijke Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid met een begeleidend schrijven aan.
Dertien maanden later hebben we taal noch teken van de auteurs vernomen, en ook de commissie doet er hardnekkig het zwijgen toe. Herinneringen waren aan dovemansoren gericht, evenals verzoeken om onze standpunten bij de commissie te mogen toelichten. Hoewel de auteurs zeggen te streven naar ‘een breder en blijvend gesprek in politiek en samenleving over antisemitisme en de noodzaak van bestrijding’, worden doorwrochte aanbevelingen van Joodse Nederlanders voor verbetering van het beleid niet gewaardeerd.
Wel hebben Ellian en Bikker hun leugen over The Rights Forum in de tussentijd aangescherpt. Het is duidelijk dat zij er niet over peinzen die uit hun nota te verwijderen. Daarover vindt naar verluidt op 27 mei de laatste commissievergadering plaats, in een bijeenkomst met minister Yesilgöz van Justitie en Veiligheid. Ook zij lijkt het normaal te vinden dat een maatschappelijke organisatie met Joodse medewerkers en een flinke Joodse achterban valselijk door Kamerleden van antisemitisme wordt beschuldigd.
Ongefundeerde beschuldigingen van antisemitisme zijn in politiek Den Haag bon ton. We hoorden ze op hoge toon van een reeks Kamerleden en van VVD-staatssecretaris Eric van der Burg van Justitie en Veiligheid, na de demonstraties van Joodse organisaties tegen de komst van de Israëlische president Herzog naar de opening van het Nationaal Holocaustmuseum. Diezelfde staatssecretaris ging voorop in het karakteriseren van de recente studentendemonstraties in Amsterdam als ‘antisemitisme’. In februari kreeg een leugenachtige motie van Diederik van Dijk (SGP) over de leus From the river to the sea, Palestine will be free steun van liefst honderd Kamerleden.
Valse beschuldigingen van antisemitisme, een rammelende antisemitismenota en Kamerdebatten die inhoud en richting missen – het is de verontrustende balans van wat in Nederland voor antisemitismebeleid moet doorgaan. En intussen worden Joodse Nederlanders met een archaïsch aandoend paternalisme buiten de deur gehouden. Zij moeten er maar op vertrouwen dat hun belangen in goede handen zijn bij politici die er niet voor terugdeinzen organisaties en activiteiten die hen niet bevallen als antisemitisch te brandmerken.
Maar, hoor ik u zeggen, de overheid praat toch met het Centraal Joods Overleg (CJO)? Dat klopt, maar dat vertegenwoordigt alleen de daarbij aangesloten organisaties, een klein deel van de Joodse gemeenschap, en heeft zoals u weet geen mandaat om namens die gemeenschap te spreken. Het hanteert een eigen agenda en doet geen enkele moeite de opvattingen van de Joodse Nederlanders te peilen of vertolken, integendeel. De CJO-lobby voor de destructieve IHRA-werkdefinitie van antisemitisme, tegen de uitdrukkelijke wens van veel Joden in, spreekt boekdelen.
Geen misverstand, het is prima dat met het CJO gesproken wordt, maar dan als één van de uiteenlopende stemmen van Joods Nederland. Het probleem is de onwil om naar de andere stemmen te luisteren – naar organisaties als Een Ander Joods Geluid (EAJG), Erev Rav, gate48 en ook The Rights Forum. En het gekke is dat naast het CJO bij zulke gelegenheden ook nog afgevaardigden van de aangesloten organisaties door de overheid aan tafel worden genood. Zij zijn om onverklaarbare redenen dubbel vertegenwoordigd.
Een voorbeeld is het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI). Dat is, zoals de naam al zegt, een pro-Israël propaganda- en lobbyorganisatie, die net als het CJO uitsluitend voor zichzelf spreekt en waar Joden als ik niet eens welkom zijn. Organisaties als The Rights Forum worden er voor antisemieten uitgemaakt, onlangs nog door voorzitter Ron Eisenmann. In het recente verleden speelde het CIDI nota bene zelf een belangrijke rol in de normalisering van het antisemitische gedachtegoed van Thierry Baudet en zijn Forum voor Democratie.
Het is de hoogste tijd dat Joodse Nederlanders serieus worden genomen, Mark. En dat de rijksoverheid en de Kamerleden laten zien dat ze het menen als zij zeggen dat het wel en wee van Joods Nederland hen ter harte gaat. Ik heb er schoon genoeg van steeds weer vergeefs in Den Haag te moeten vragen of ik misschien ook wat mag zeggen over antisemitisme of een ander thema dat mij direct aangaat. En ik weet dat veel Joodse Nederlanders mijn ergernis delen. Ik spreek de hoop uit dat ook anderen nu hun mond opendoen, en dat wij steun krijgen van niet-Joodse politici en anderen die écht het beste met ons voorhebben.
Met vriendelijke groet,
Martijn de Rooi
Dit artikel is ook verschenen op de website van The Rights Forum.