Het patroon is steeds hetzelfde: zo gauw een vrouw de leiding van een politieke partij overneemt, lopen de kiezers weg.
In de PvdA wordt gestreden om het lijsttrekkerschap. Dat is toe te juichen, omdat democratie nu eenmaal goed gedijt bij verkiezingen, maar het is tegelijkertijd veelzeggend dat de PvdA de enige partij is waar zo’n strijd plaatsvindt. De overige partijen doen het met benoemingen en volksrepubliekachtige verkiezingen zonder tegenkandidaten. Zelfs Jesse Klaver kwam geen uitdager tegen toen hij bij GroenLinks de troon besteeg. En de PVV, in de peilingen vaak als grootste genoemd, telt zelfs maar een enkel lid wat een tegenkandidaat onmogelijk maakt, een situatie die in ieder democratisch land ongewenst is.
Nog verontrustender is dat de drie tot nu toe bekende kandidaten voor het PvdA-leiderschap allen man zijn. De vierde die in de coulissen staat, Paul Tang, is dat ook. Bij alle andere partijen in de Kamer, op de Partij voor de Dieren na, is de leider ook een man. Vrouwen doen straks niet mee aan de lijsttrekkersdebatten.
We zien dat in Nederland graag als toeval, of als teken dat vrouwen nu eenmaal niet ambitieus zijn (hallo Hillary! hallo Theresa! hallo Angela!). We hebben het er liever niet over. Het is gezeur.
Dat is het niet. Het is een probleem dat op grote schaal ontkend wordt. We kijken liever weg dan het onder ogen te zien. De realiteit is dat een vrouw in Nederland nooit premier kan worden. Stel dat Schippers het stokje van Mark Rutte zou overnemen, dan is het hoogstwaarschijnlijk dat de partij meteen zetels verliest. Omdat ze vrouw is.
Nee, dat kan niet waar zijn! klinkt het dan. Wel dus. Kijk maar naar de parlementaire geschiedenis. Alhoewel het vrouwenkiesrecht volgend jaar 100 jaar bestaat hebben VVD, PvdA en CDA en hun voorgangers nog nooit een vrouw als leider gehad. D66 heeft dat wel, Els Borst werd in 1997 lijsttrekker. Het kostte de partij meteen 10 zetels. Zetelverlies was er ook bij GroenLinks toen Femke Halsema de leiding overnam van Paul Rosenmöller. De CPN, een van de voorgangers van GroenLinks, verloor in 1986 met een vrouw als lijsttrekker zelfs alle zetels. Ook de SP verloor flink nadat Agnes Kant aantrad. De partij raakte bij de eerstvolgende verkiezingen voor de gemeenteraden 50 zetels kwijt en 10 procent van de leden. Het patroon is steeds hetzelfde: zo gauw een vrouw de leiding overneemt, lopen de kiezers weg.
Dat geeft het idee dat vrouwen kansloos zijn in de Nederlandse politiek. Toch is dat niet helemaal waar. Eind jaren tachtig was er plots de Vrouwenpartij. Niemand heeft het daar meer over, Wikipedia heeft er zelfs geen vermelding van, maar die partij haalde in een officiële peiling van NIPO op een gegeven moment maar liefst 17(!) zetels. Die zijn nooit binnengehaald want de partij ging binnen de kortste keren ten onder aan onderlinge strijd, zoals vaak het geval bij snelgroeiende nieuwkomers.
De meest voor de hand liggende verklaring voor de terugval van kiezers bij het aantreden van een vrouwelijke lijsttrekker is weglopende mannen. Dat betekent dat Nederlandse mannen liever van politieke voorkeur veranderen dan dat ze op een vrouw stemmen.
Er is een uitzondering die de regel bevestigt: Rita Verdonk. Zij behaalde na een van Mark Rutte verloren leiderschapsstrijd bij de verkiezingen van 2006 meer voorkeurstemmen dan de VVD-lijsttrekker. Maar dat was omdat ze de xenofobe kaart speelde. Vreemdelingenhaat gaat bij dat deel van de Nederlandse mannen nog altijd boven vrouwenhaat.
Democratie, vrouwen en vreemdelingen, een fors deel van de Nederlandse mannen moet er weinig van hebben. Gek genoeg wordt daar geen debat over gevoerd. Hoe dat komt? Degenen die het debat bepalen in politiek en media hebben er geen zin in. Je raadt nooit wat ze zijn.