© cc-foto: Theo Crazzolara
Het is vandaag Eet Geen Dierendag. Een dag om stil te staan bij de 600 duizend dieren die in Nederland dagelijks op een bord belanden. Het bijbehorende leed zorgt voor een bittere nasmaak bij dierenliefhebbers. En de ophoping van dierenpoep zorgt voor een bittere nasmaak in de natuur. Beide problemen zijn verleden tijd als we wat vaker plantaardig vlees eten.
De stikstofdiscussie zit muurvast. Het kabinet wacht met smart op de adviezen die Johan Remkes woensdag presenteert, maar je voelt al op je klompen aan dat ook Remkes geen oplossing heeft waar iedereen blij van wordt. Veeboeren willen ongebreideld dieren fokken en de overheid moet de uit de klauwen gelopen melk- en vleesproductie inperken wegens milieuschade. Daar kom je niet uit.
Het aantal boeren terugbrengen is in ieder geval geen echte oplossing. In de afgelopen twintig jaar is het aantal veebedrijven in Nederland al gehalveerd. Toch zijn de milieuproblemen niet minder groot geworden; de overgebleven boeren zijn namelijk meer dieren gaan houden. Ja, we kunnen nu alle boeren opkopen die in de buurt werken van een natuurgebied, maar dan is het wachten op een volgende crisis. Bijvoorbeeld een waterkwaliteitscrisis, een vogelgriepcrisis, of een biodiversiteitscrisis.
Er ligt nu meer dan €24 miljard aan belastinggeld klaar om de vee-industrie bij te snoeien zodat we binnen de stikstofgrenzen gewoon op industriële schaal door kunnen gaan met vlees produceren. Dat is een gemiste kans. We hebben een toekomstbestendige oplossing nodig voor alle problemen die kleven aan melk en vlees. Niet voor niets belooft het kabinet in het Klimaatakkoord te zullen sturen op een transitie naar plantaardige eiwitten.Maar tot nu toe belijdt zij dit met de mond en niet met de portemonnee. Als we nu onderkennen dat we minder dierlijk vlees moeten eten, kunnen we ons belastinggeld op een nuttiger manier inzetten. Bijvoorbeeld om boeren aan het roer te zetten van een transitie naar plantaardig vlees.
Consumenten blijven evenveel in hun mond stoppen
Voor de boeren is een overgang naar plantaardig vlees geen bedreiging, maar een kans om boer te blijven. In de afgelopen eeuw zijn allerlei beroepen verloren gegaan, waaronder ook diverse 'boeren'. De kolenboer, melkboer, en de voddenboer zijn uit het straatbeeld verdwenen. Maar er wordt des te meer verdiend met het leveren of ophalen van brandstof, boodschappen en tweedehands kleding.
Consumenten blijven evenveel eten en er blijven boeren nodig om dat te produceren. Veehouders hebben al veel in huis om bij te dragen aan een eiwittransitie. Ze zouden eiwitrijke gewassen kunnen telen. Of op de boerderij of plantaardige melk, vegaburgers of kweekvlees kunnen maken.
Ander voedsel produceren vraagt om aanpassingsvermogen. Maar de wereld verandert continu en boeren hebben zich tot nu toe ook altijd weten aan te passen op de veranderende vraag van de markt. Misschien behoren boeren die dieren houden straks wel tot een nichemarkt, en zijn er daarnaast een hoop nieuwe boeren die vegaburgers maken.
Stemmen met je vork
De markt voor plantaardig vlees groeit als kool. In tien jaar tijd veranderde de sojaschijf in een hamburger met de smaak en structuur van vlees. Als deze ontwikkeling zich doorzet, bestaat er binnen no time plantaardig vlees dat lekkerder is dan dierlijk vlees. Maar dit gebeurt alleen als consumenten plantaardig vlees op grote schaal in hun mandje leggen. Het is deze groep van miljoenen consumenten die de meeste macht heeft om het voedselsysteem te veranderen. Vind jij plantaardig vlees nog niet vlezig of lekker genoeg om helemaal over te stappen? Dan draag jij juist de verantwoordelijkheid om het te kopen en er op die manier in te investeren.
Er liggen nu mooie kansen om een verandering in te zetten. De overheid en boeren hebben alleen een stevig duwtje in de rug nodig. Doe daarom vandaag mee met Eet Geen Dierendag. Als we met zijn allen wat vaker kiezen voor plantaardig vlees, dan laten we de overheid en de boeren zien dat de wereld er ook plantaardig uit kan zien.
cc-foto: Theo Crazzolara