Nederland moet de handelsmissie naar Israël aangrijpen om het land op zijn juridische verplichtingen te wijzen
Premier Rutte is dezer dagen met een sterke handelsdelegatie op bezoek in Israël. Een land waarmee Nederland van oudsher nauwe banden onderhoudt. Een handelsmissie met vier ministers naar een land dat al sinds een aantal decennia een ander land bezet houdt, dat andere land (de Westbank) in hoog tempo koloniseert, en een ander deel van dat land, Gaza, hermetisch van de buitenwereld afsluit.
Handelsbetrekkingen tussen Israël en Nederland dienen uiteraard gebaseerd te zijn op wederzijds respect. En op algemeen aanvaarde uitgangspunten van internationaal recht. Het lijkt er sterk op dat Nederland op algemene principes een uitzondering maakt als het om Israël gaat. Het land profiteert van inkomsten uit onrechtmatig verkregen en geproduceerde grondstoffen en goederen. Aan zulke goederen worden bovendien handelspreferenties gekoppeld.
Het kan toch niet zo zijn dat Nederland ermee instemt dat Israël concurrentievoordeel haalt uit illegale activiteiten. Dus moet de handelsmissie zijn gesprekspartners onverkort duidelijk maken dat Nederland, in lijn met de Europese Unie, etikettering eist van producten uit bezet Palestijns gebied en zulke producten niet wenst te importeren. Ook moet duidelijk zijn, dat Nederlandse bedrijven hun verantwoordelijkheid moeten nemen wanneer zij opdrachten krijgen voor producten of diensten in de bezette gebieden (inclusief Oost-Jeruzalem). Dat betekent dus, dat zulke opdrachten geweigerd dienen te worden. En dat reisorganisaties hun reizigers erop moeten attenderen, wanneer zij reizen maken naar bezet Palestijns gebied.
Investeringen in Gaza De missie naar Israël is een uitstekende gelegenheid om de uitgangspunten van het kabinet over hulp en handel in praktijk te brengen. Immers, Nederland draagt al vele jaren aanzienlijk bij aan de VN-organisatie UNWRA, die de zorg heeft voor vluchtelingen in de regio, waaronder in Gaza. Nederland draagt via de EU ook flink bij aan de begroting van de Palestijnse Autoriteit. Het zou veel meer in lijn zijn met de uitgangspunten van dit kabinet als deze hulp wordt vervangen door handel. Maar dan moet er wel heel veel veranderen aan de manier waarop met deze bezette en afgesloten gebieden handel kan worden gedreven.
Nederland heeft zeer zwaar geïnvesteerd in de economie van Gaza, onder andere door het helpen bouwen van een haven en een vliegveld. Beide zijn daarna door Israël kapot gebombardeerd. En een bloeiende mede door Nederland opgezette agrarische bedrijfstak in Gaza werd de nek omgedraaid toen Israël de grens afsloot. Geen handel meer, wel mondjesmaat humanitaire hulp, te veel om dood te gaan en te weinig om te leven, laat staan om een fatsoenlijk bestaan op te bouwen. De wijze waarop Israël alle in- en uitgangen van zowel de Westbank als Gaza controleert maakt daar elk initiatief van handel in plaats van hulp bij voorbaat kansloos.
Statenloosheid Een ander uitgangspunt van het kabinet is dat vluchtelingen waar mogelijk in de regio moeten worden opgevangen. Dat gebeurt met Palestijnse vluchtelingen al sinds 1948, nu vier generaties. Helaas heeft dit er niet in geresulteerd dat deze mensen intussen een redelijk bestaan hebben kunnen opbouwen. Statenloos in Gaza of in een vluchtelingenkamp op de Westbank of in een van de omringende landen is kennelijk geen uitgangssituatie van waaruit een gezond nieuw bestaan kan worden opgebouwd. Zonder perspectief op een zelfstandige toekomst, in eigen land of elders.
Israël kan er veel aan doen om vluchtelingen in Gaza en op de Westbank en Golan te ondersteunen bij het opbouwen van een zelfstandig bestaan met toekomst. Nederland kan eraan bijdragen dat het probleem van statenloosheid wordt aangepakt. Het perspectief van bloeiende handel tussen Israël en Nederland kan als een motor werken om de noodzakelijke aanpassingen door te voeren. Juist Nederland als langjarige betrouwbare partner moet in de gesprekken met de Israëlische autoriteiten onverkort en zonder omwegen duidelijk maken dat het daarvoor nodig is zonder restricties algemeen geldend internationaal recht toe te passen. Zowel binnen de grenzen van de staat Israël als in relatie tot de Palestijnen.