Het louter 'luisteren naar de burger' neemt teleurstellingen niet weg en schept valse verwachtingen. Politici kunnen beter op een andere manier omgaan met ontevredenheid.
De afgelopen verkiezingen leek de Nederlandse politiek erg bezig met ‘luisteren naar burgers’. Veel verkiezingsprogrammma’s bevatten voorstellen die morrelen aan de rechtsstaat, schijnbaar in antwoord op publieke opinie. Ook werden opvallende beloften gedaan, om gewilde kadootjes uit te reiken na verkiezingssucces.
Partijen ‘luisteren’ hiermee naar de kiezer, zouden we kunnen zeggen. Nog los van de wenselijkheid van deze vorm van ‘luisteren’: we gaan richting een brede coalitie waarbinnen het geven en nemen zal zijn, en veel beloften zullen alleen daardoor al onhoudbaar blijken. Van de suggestie van ‘luisteren naar de kiezer’ blijft dan weinig over. Maar dat ‘luisteren’ kan anders – minder geinspireerd door krampachtig beloven. En de onhoudbaarheid wordt veroorzaakt door populistische politiek, die teert op de suggestie van een volkswil en daarmee elk gesprek over de verschillen tussen ons onmogelijk maakt.
Publieke dialoog tussen politici en burgers kan een deel van het antwoord zijn op politieke onvrede. Sommige politici begrijpen dat reageren op onvrede niet hoeft te bestaan uit het doen van populaire uitspraken en beloften. Zij laten zien dat zij het soms niet eens zijn met standpunten van burgers, maar vanuit het begrijpen van zorgen een gesprek aan kunnen gaan. En dat is nodig ook. Maar het kan beter, en breder ingezet. Boze burgers zijn er vaak van overtuigd zijn dat politici geen idee hebben van hun dagelijkse realiteit. Dan gaat het niet alleen om kennis van de feiten (omstandigheden, consequenties van beleid), maar ook om de betekenis die situaties voor mensen hebben. Als ontevreden burgers zeggen ‘ik weet niet waar ze mee bezig zijn bij de overheid’, is dat geen vraag om meer uitleg, maar een vraag om erkenning. Luisteren betekent dan: erkennen van waarden, ervaringen en emoties. Een luisterende overheid is een empathische overheid.
Dat de ervaring van empathie bij veel burgers ontbreekt komt doordat deze niet zichtbaar is. Het vraagt iets wat politici meestal niet graag doen: zich zichtbaar openstellen voor de pijn van de ander. Dit wel doen zou een stap vooruit zijn. Maar, zoals de Britse hoogleraar Andrew Dobson uiteenzet in zijn prachtige boek Listening for Democracy : het is niet genoeg. Want je hebt als politicus je eigen standpunt en verantwoordelijkheid. Zuiver empatisch luisteren kan de ruimte daarvoor verdringen. Zo komt het niet tot een dialoog. Bovendien: je bent als politicus geen therapeut. Het gaat erom wat er politiek gezien gebeurt. Dobson pleit daarom voor wat hij noemt ‘apopathisch’ luisteren: het tijdelijk parkeren van eigen veronderstellingen en standpunten om even stil te zijn, je open te stellen voor de ander, om die beter te gaan begrijpen. En van daaruit pas te reageren, en zo tot meer gezamenlijke betekenisgeving te komen.
Dit apopatisch luisteren vraag om een kwetsbaar opstellen van politici. Een loslaten van regie. Van de ‘kernboodschap’. En dergelijke geliefde reddingsboeien waar politici zich vaak aan vastklampen. Het klinkt risicovol, maar biedt ook gewilde mogelijkheden. Op de eerste plaats kunnen politici in dialoog laten zien dat er wel degelijk van alles bereikt wordt. Onderzoek van Matthew Flinders in het Verenigd Koninkrijk toont aan dat percepties van burgers over falend beleid vaak in tegenspraak zijn met eigen positieve ervaringen. Deze percepties zijn mede gevoed door kritische publieke discussies, gericht op datgene wat ‘nieuwswaardig’ is, en daarmee vaak negatief. Dialoog biedt ruimte aan politici om te laten zien hoe democratische keuzes hebben bijgedragen aan verworvenheden die als positief beleefd worden. Zo kunnen verworvenheden meer herleid worden tot democratische processen en instellingen. Zonder dat deze communicatie afgedaan kan worden als propaganda. Het gaat bij dialoog immers om spontane, niet-geregisseerde reactie op de ander, en er is ruimte voor discussie.
Op de tweede plaats kunnen politici in dialoog met burgers laten zien hoe hoe verschillende visies of belangen binnen de bevolking er toe doen bij het maken van beleid. Burgers richten zich vooral op resultaat, en klagen vaak dat ‘niets’ overblijft dat herkenbaar is als uitvloeisel van ‘waar we voor gekozen hebben’. Gevolgtrekking is vaak dat de overheid, afgekeerd van burgers, ‘haar eigen gang gaat’. In dialoog met burgers kunnen politici bespreken hoe in concrete gevallen beleid mede resultaat is van afweging en compromis, en daarmee beleid meer herkenbaar maken als resultaat van een democratisch proces.
Hiermee raken we aan een ander belangrijk probleem, dat via dialoog opgepakt zou kunnen worden. Politici vinden de eisen die ontevreden burgers stellen aan de politiek nogal eens onrealistisch. Maar burgers krijgen door de politiek weinig aangereikt dat hun verwachtingen meer ‘realistisch’ zou kunnen maken – zie de inleiding. Burgers vragen niet alleen om ‘waarmaken’ van beloften, maar ook om openheid over beperkingen. Dit klinkt, opnieuw, risicovol. Maar publieke dialoog kan helpen gedeeld begrip te creëren over wat wel en niet mogelijk is. Met die openheid bouw je bruggen tussen burgers en de weerbarstige realiteit van politiek en bestuur.