Louise Fresco – tot vorige week voorvrouw van de Wageningen Universiteit - roemt in haar column in NRC (Een grote tuin tussen bebouwde stroken - 27-6) onze landbouwsector als de succesvolste en duurzaamste ter wereld (“hoe je het ook meet”). De boer wordt volgens haar ten onrechte weggezet als “weidevogelvernietigaar, regenwormpletter en blindelingse gifspuiter”. Volgens mij zijn er inmiddels genoeg wetenschappers op haar eigen universiteit die hier heel anders over denken. Want ook in Wageningen, decennialang aanjager van de hoogproductieve intensieve landbouw, slaan steeds meer onderzoekers alarm.
Het gaat namelijk slecht met de weidevogels in het boerenland. De regenworm heeft weldegelijk enorm te lijden onder de injectie van miljoenen kilo’s drijfmest en ja, de Nederlandse boer is koploper als het gaat om het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Fresco heeft gelijk: dit gebeurt vast niet “blindelings”, maar wel op advies van de vele vertegenwoordigers (erfbetreders) die werken voor de bestrijdingsmiddelenindustrie. Dat laatste, werken voor deze chemiereuzen, vindt Fresco overigens geen probleem - daarover later meer.
We kunnen niet zonder “gewasbeschermingsmiddelen”, betogen de pleitbezorgers van de intensieve landbouw. Ondertussen stapelen de bewijzen zich op dat al dit gif schadelijk is voor bodem, water en - hoe pijnlijk - de boer zelf (en zijn buren natuurlijk). Het kan ook anders, bijvoorbeeld biologisch, maar deze sector zet Fresco geregeld weg als wensdenkende naïeve keuterboertjes, waarmee we nooit de wereld kunnen voeden. Ook dit standpunt is (wetenschappelijk) betwistbaar.
Fresco hekelt de polarisering van het debat. Dit lijkt me terecht. Ondertussen reduceert ze in haar column de fundamentele zorgen over uitputting van de bodem en dramatische afname van de biodiversiteit als nuffige kritiek van “stedelingen en hogeropgeleiden die natuur verkiezen.” Hiermee simplificeert en bagatelliseert ze de landbouwcrisis en creëert ze zelf een valse, populistische tegenstelling. Zo draagt ze volgens mij juist bij aan de patstelling die ons inderdaad geen stap verder brengt.
Het probleem zijn niet de “hoogopgeleiden die natuur verkiezen”. Veel ernstiger is het blinde geloof in technologische lapmiddelen. Verleid met miljoenen euro’s subsidie kozen veehouders de afgelopen twintig jaar massaal voor emissiearme stalvloeren en luchtwassers, om de uitstoot van stank en ammoniak te verminderen. Het gevolg: een enorme schaalvergroting, want banken willen die dure, nieuwe stallen alleen maar financieren als er meer dieren komen. Zo zit de boer opgescheept met nog meer schulden. Vervolgens blijkt de techniek te falen (net als de regelgeving en handhaving), waardoor de stank- en stikstofproblemen absoluut niet worden opgelost. Frappant dat WUR-onderzoekers hiervoor al jaren waarschuwen, zoals Zembla laatst liet zien, terwijl elders op de Wageningse campus collega’s nog steeds innig samenwerken met de agro-industrie.
Dat boeren gek worden van onzekerheid is begrijpelijk en als bakfietsrijdende “stedelingen” zich triomfantelijk en harteloos verheugen op hun bedrijfsbeëindiging, is dat hypocriet en pijnlijk. Maar we moeten niet doen of de huidige crisis een conflict is tussen stad en platteland. Fresco noemt Nederland een “tuin tussen bebouwde stroken.” Maar met een tuin hebben al die pluimvee- en varkensbedrijven niks te maken. De plattelandsidylle is al jaren vestoord. Het buitengebied is – zoals een inwoner van De Peel het in onze uitzending Stank en Strijd laatst zei - een agrarisch industriegebied geworden. Veel grote varkenshouders komen amper in hun eigen stal, vaak wonen ze er niet eens naast. Dus vervuil het debat niet met doorzichtige plattelandsromantiek of een lofzang op onze succesvolle landbouw.
We worden geconfronteerd met de destructieve kanten van een systeem dat doodloopt. We zien op tv radeloze (en toch ook flink wat redeloze) veehouders, maar achter de optocht van in hun beroepseer aangetaste trekkerrijders gaat een miljardensector schuil die koste wat het kost het verdienmodel van groter en goedkoper overeind lijkt te willen houden. De boer zit klem; hij produceert (inderdaad heel efficiënt) bulkproducten tegen dumpprijzen, waarbij de klimatologische en ecologische kosten over de schutting van de belastingbetaler (en volgende generaties!) worden gekieperd. Om maar te zwijgen over de blootstelling aan endotoxines, fijnstof en de permanente dreiging van nieuwe zoönosen. Dit zegt Fresco er niet bij.
Naast haar column stond de cartoon van Fokke en Sukke. De tekenaars kozen hetzelfde thema, maar hadden een iets andere insteek. De eend en de kanarie “importeren soja en exporteren varkensvlees”. Waarop Sukke (of Fokke, ik weet nooit wie wie is) zegt: “Wij gaan vandaag weer een lekkere partij poep voor Nederland produceren.”
Inderdaad, we zitten in de shit. En dat ligt zeker niet alleen aan de boer, eerder aan al die partijen die grof geld aan hem verdienen. Ook de politiek heeft bergen boter op het hoofd; te lang getreuzeld, meebewogen met de boerenlobby. Of beter gezegd: met de lobby van banken, zuivelgiganten en agrochemie. Precies de spelers waar Fresco het kennelijk zo goed mee kan vinden. Want nog even dit:
Onder Fresco’s NRC-column staat dat ze schrijver en baas van de WUR is. Moet daar niets iets bij, bijvoorbeeld: commissaris Syngenta, voormalig (betaald) adviseur van Rabobank en Unilever? Want dat is ze namelijk ook. Misschien verklaart deze meerstemmigheid waarom we in haar lofzang op de zeer efficiënte productie van onvoorstelbare kilo’s vlees en zuivel (plus heel veel poep, zoals Fokke & Sukke terecht stellen) een paar flinke valse noten horen.
Als Zembla-journalist zou ik het haar graag vragen, maar tot nu toe heeft ze elk interviewverzoek afgewezen.
Ton van der Ham is onderzoeksjournalist en programmamaker bij Zembla. Over de landbouw maakte hij onder meer: Stank en strijd, Het excuus van de boerenleenbank, Supermarktmacht, Het kippenexperiment, Parkinson op het platteland, Bollengif in babyluier en Topsporters van de melkindustrie.
Een sterk ingekorte versie van dit betoog verscheen eerder in NRC.